PARKEERHULP
(4/4)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen, die altijd de controle over zijn auto moet behouden.
Zorg ervoor dat bij het manoeuvre steeds de verkeersregels worden gevolgd die gelden op de gekozen weg.
– De bestuurder moet altijd op zijn hoede blijven voor plotselinge gebeurtenissen die zich tijdens het rijden kunnen voordoen: let dus
altijd op of er tijdens het manoeuvre geen bewegende obstakels (zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets) of te kleine of smalle obstakels
(grote stenen, dunne paaltjes) aanwezig zijn in de buurt van de auto.
– Het systeem kan geen voorwerpen detecteren in de dode hoeken van de sensoren.
– Tijdens het manoeuvreren kan het stuurwiel snel draaien; steek uw handen niet door de spaken en let erop dat er niets in vast komt te
zitten.
– Controleer altijd eerst of de parkeerplaats die het systeem voorstelt nog steeds vrij is en er geen obstakels in de weg staan.
– Het systeem moet worden uitgeschakeld wanneer u een aanhangwagen trekt.
2.81