TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN
Het brandstofverbruik is goedgekeurd over-
eenkomstig een voorgeschreven standaard-
methode. Deze methode is voor alle auto-
fabrikanten hetzelfde en maakt het mogelijk
om auto's met elkaar te vergelijken. Het
werkelijke verbruik is afhankelijk van de ge-
bruiksomstandigheden van de auto, de uit-
rustingen en de rijstijl. Raadpleeg voor een
optimaal brandstofverbruik onderstaande
aanbevelingen.
Afhankelijk van de auto beschikt u over ver-
schillende functies die u kunnen helpen het
brandstofverbruik te verminderen:
– de toerenteller;
– Indicatielampje voor overschakelen naar
de volgende versnelling;
– het indicatielampje rijstijl;
– de trajectbalans en tips voor zuinig rijden
via het bedieningsscherm;
– stand ECO;
– Stop and Start (zie de informatie over de
Stop and Start -functie in hoofdstuk 2).
2.22
(1/5)
1
2
Vrijloopfunctie
Bij auto's met een automatische transmissie
(afhankelijk van de auto) wordt in de rem-
fasen (met de voet volledig van het gaspe-
daal), de vrijloop ingeschakeld (automatisch
neutraal) om afremmen op de motor te ver-
minderen zodat u verder komt zonder gas te
geven. Dit bespaart brandstof.
Het controlelampje
verschijnt op het
instrumentenpaneel:
– grijs als de auto niet in de vrijloopmodus
is;
– groen of wit, afhankelijk van de auto, als
de auto in vrijloopmodus is (automatisch
neutraal).
Op het instrumentenpaneel
De informatieweergave kan worden inge-
deeld en gepersonaliseerd aan de hand van
de personaliseringsstijl van het instrumen-
tenpaneel die werd gekozen met het bedie-
ningsscherm.
De toerenteller met ECO-zone 1
Rijden in de ECO-zone zorgt meestal voor
een optimaal brandstofverbruik.
Indicatielampje voor overschakelen naar
de volgende versnelling 2
Afhankelijk van de auto geeft een waar-
schuwingslampje op het instrumentenpa-
neel het beste moment aan om naar een
hogere of lagere versnelling te schakelen
om het brandstofverbruik zo laag mogelijk
te houden:
Š
schakel een hogere versnelling in;
‰
schakel naar een lagere versnelling.