Scanner
Instant ID
De functie Instant ID kan veel tijd besparen bij het identificeren van een voertuig, omdat het
automatisch communiceert met het voertuig om het voertuigidentificatieproces te voltooien.
Voor het uitvoeren van deze functie zijn specifieke ondersteuningsvoorwaarden voor het voertuig
en bepaalde verbindingsprocedures vereist.
Voertuigvereisten:
•
Voor het verbinden van de datakabel:
•
1.) Schakel het contact van het voertuig in.
2.) Sluit de datakabel aan op het diagnose-instrument.
3.) Sluit de datakabel aan op de voertuig-DLC.
4.) Het diagnose-instrument moet nu automatisch inschakelen. Schakel, indien nodig, het
diagnose-instrument in.
Een klinkt een hoorbare piep ongeveer 6 seconden na het opstarten, wanneer de VIN wordt
gelezen.
5.) Selecteer Scanner.
Nadat Scanner is geselecteerd, kan kortstondig een scherm verschijnen met de mededeling
dat het diagnose-instrument probeert het voertuigidentificatieproces automatisch te voltooien.
6.) Wanneer het voertuig is geïdentificeerd verschijnt het voertuigbevestigingsscherm. Als de
voertuiginformatie correct is, kiest u OK om verder te gaan.
NOOT:
i
Afhankelijk van het voertuig wordt mogelijk een Instant ID uitgevoerd, waarbij u wordt gevraagd
om het voertuig te bevestigen, of aanvullende aanwijzingen verschijnen om voertuiginformatie in
te vullen.
NOOT:
i
Wanneer u de functie Scanner verlaat tijdens de sessie waarin Instant ID werd gebruikt, zal het
voertuig niet opnieuw worden geïdentificeerd wanneer u de functie Scanner opnieuw selecteert.
Selecteer het voertuig bij Eerdere voertuigen en gegevens > Voertuiggeschiedenis, om het
voertuig snel nogmaals te identificeren.
Indien het voertuig niet automatisch wordt geïdentificeerd, volgt u de aanwijzingen op het
scherm om alle vereiste informatie in te voeren om het voertuig te identificeren.
Alternatieve voertuigidentificatie
Soms wilt u een testvoertuig identificeren dat de scanner niet herkent, dat de database niet
ondersteunt of dat unieke kenmerken heeft waardoor het niet kan communiceren met de scanner.
Voor deze gevallen is er een andere mogelijkheid om communicatie met het voertuig tot stand te
brengen:
OBDII/EOBD functie—via deze functie kunt u verbinding tot stand brengen met een voertuig
•
uitgerust met OBDII, en de diagnostische standaardfuncties uitvoeren van OBD-II of EOBD,
zie
Het voertuig moet Mode $09 VIN ondersteunen.
–
- Opmerking: Mode $09 VIN is verplicht op voertuigen vanaf bouwjaar 2008.
Het voertuig moet zijn uitgerust met het Hi Speed CAN of J1850 communicatieprotocol.
–
Opmerking: Er wordt geen visuele bevestiging getoond.
Werking van
OBD-II/EOBD, op pagina 70 voor meer informatie.
21
Basisbediening