Werking van de Scope-multimeter
De meeste instelhandelingen zijn beschikbaar door de knop Profiel te selecteren op de werkbalk
(Afbeelding
scherm weergegeven. Andere functies zijn opgeschort wanneer Profiel actief is.
Trace-regelingen
De trace-detailregelingen worden gebruikt om afzonderlijke kenmerken in te stellen van hoe het
signaal wordt gesampled en weergegeven voor elk kanaal. Beschikbare opties zijn onder meer:
Profiel: schakelt de golfvorm aan en uit.
•
Sonde: geeft het type testsonde dat wordt gebruikt.
•
Piek: maximaliseert de signaalsamplefrequentie voor het vastleggen van snelle voorvallen
•
zoals stroompieken en storingen .
Filteren: verwijdert ruis en interferentie uit de golfvorm.
•
Omvormen: wisselt de polariteit van het weergegeven signaal.
•
AC-koppeling: blokkeert het gelijkstroomgedeelte van een ingangssignaal om het
•
wisselstroomgedeelte te kunnen versterken.
Schaal: past de totaalwaarde aan die wordt weergegeven op de verticale as van het scherm.
•
Triggeren: schakelt triggeren aan of uit en bepaalt welke flank van de golfvorm zal triggeren.
•
Vernieuwen: wist de digitale minimum en maximum waarden, en werkt het scherm bij.
•
Tijdbasis: past de tijdbasis aan. Dit is de totaalwaarde van de horizontale as van het scherm.
•
Profiel
Met de profielpictogrammen wordt het kanaal uit en in geschakeld.
Aan
Uit
Tik op een gemarkeerd pictogram of druk op Y/a om het kanaal uit en in te schakelen.
Sonde
Het pictogram Sonde wordt gebruikt om het type apparaat te selecteren dat wordt gebruikt om het
signaal te samplen. Typische opties voor de sonde zijn onder meer:
9-8). Door de knop te selecteren, wordt het venster Trace-regelingen onder in het
Afbeelding 9-8 Voorbeeld van werkbalk met Profiel geselecteerd
Profiel
Pictogram
Beschrijving
De golfvorm voor het betreffende kanaal wordt
weergegeven.
De golfvorm wordt niet weergegeven.
94
Bediening