94
Rijden en bediening
Cruise control
De cruise control kan snelheden van
meer dan ongeveer 30 km/u opslaan
en handhaven. Bij het op- en afrijden
van hellingen zijn afwijkingen van de
opgeslagen snelheid mogelijk.
De cruise control niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een
constante snelheid onverstandig is.
Controlelamp m 3 65.
Inschakelen
Draai aan het uiteinde van hendel
ON, controlelamp m brandt op de in‐
strumentengroep in combinatie met
een bericht op het Driver Information
Centre.
Inschakelen
Accelereer tot de gewenste snelheid
en duw de hendel omhoog +, de hui‐
dige snelheid wordt opgeslagen en
vastgehouden. U kunt het gaspedaal
loslaten.
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het gas‐
pedaal wordt opnieuw de opgeslagen
snelheid aangehouden.
Snelheid verhogen
Duw de hendel na het activeren van
de cruise control omhoog + of duw de
hendel meerdere malen kort omhoog
+: de snelheid neemt voortdurend of
in kleine stapjes toe.
U kunt ook tot de gewenste snelheid
accelereren en deze opslaan door de
hendel omhoog te duwen +.
Snelheid verlagen
Duw de hendel na het activeren van
de cruise control omlaag - of duw de
hendel meerdere malen kort omlaag
-: de snelheid neemt voortdurend of in
kleine stapjes af.
Uitschakelen
Automatisch uitschakelen:
■ de rijsnelheid is lager dan ca.
30 km/u,
■ als het rempedaal wordt bediend,
■ als het koppelingspedaal wordt be‐
diend,
■ de Traction Control of elektronische
stabiliteitsregeling (ESC) is actief.
Opgeslagen snelheid hervatten
Knop= bij een snelheid van meer dan
30 km/u indrukken. De opgeslagen
snelheid wordt nu overgenomen.
Uitschakelen
Draai aan het uiteinde van hendel
OFF, controlelamp m dooft. De op‐
slagen snelheid wordt gewist. Bij het
uitschakelen van het contact wordt
ook de opgeslagen snelheid gewist.