92
Rijden en bediening
Controlelamp R 3 62.
Remassistentie
Bij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal wordt automatisch met
de maximale remkracht (noodstop)
geremd.
De druk op het rempedaal niet ver‐
minderen, zolang er maximaal ge‐
remd moet worden. Bij het loslaten
van het rempedaal wordt de rem‐
kracht automatisch verminderd.
Hellingrem
Het systeem voorkomt onbedoeld be‐
wegen bij het wegrijden op hellingen.
Wanneer u de voetrem loslaat nadat
u op een helling bent gestopt, blijft de
rem nog gedurende 2 seconden in‐
geschakeld. Bij het optrekken van de
auto worden de remmen automatisch
gelost.
Rijregelsystemen
Traction Control
De anti-slipregelaar (ASR) is een on‐
derdeel van de elektronische stabili‐
teitsregeling.
ASR verhoogt zo nodig de stabiliteit,
ongeacht het type wegdek of de grip
van de banden, door te voorkomen
dat de aangedreven wielen door‐
slaan.
Zodra de aangedreven wielen begin‐
nen door te slaan, wordt het motor‐
vermogen verminderd en wordt het
wiel met de meeste slip afzonderlijk
afgeremd. Daardoor wordt de rijstabi‐
liteit van de auto op een glad wegdek
aanmerkelijk verbeterd.
De ASR is gebruiksklaar zodra de
controlelamp x dooft.
Wanneer ASR actief ingrijpt, knippert
x.
9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Uitschakelen
U kunt de ASR uitschakelen wanneer
de aangedreven wielen moeten kun‐
nen doorslaan: druk even op de knop
ASR OFF.