4. Zet de krik op de vereiste hoogte.
Zet deze zo onder het krikpunt dat
losschieten onmogelijk is.
Plaats de krik goed en draai eraan
totdat het wiel van de ondergrond
loskomt.
5. Draai de wielmoeren los.
6. Wiel verwisselen.
7. Draai de wielmoeren erop.
8. Auto laten zakken.
9. Wielsleutel aanbrengen, let er
hierbij op dat deze stevig vastzit
en de wielmoeren kruiselings
aanhalen. Het aanhaalkoppel is
85 Nm (stalen velg) of 120 Nm
(lichtmetalen velg).
10. Wieldop voor het aanbrengen zo
verdraaien dat de ventielopening
over het bandventiel valt.
Wielmoerdoppen aanbrengen.
11. Het vervangen wiel en het boord‐
gereedschap 3 118 opbergen.
12. Bandenspanning en het aanhaal‐
koppel van de wielmoeren van het
gemonteerde wiel zo spoedig mo‐
gelijk controleren.
Defecte band zo spoedig mogelijk la‐
ten vervangen of repareren.
Reservewiel
Sommige modellen zijn uitgevoerd
met een reservewiel i.p.v. een ban‐
denreparatieset.
Afhankelijk van het specifiek model
zit het reservewiel onder de vloer of in
de bagageruimte.
Verzorging van de auto
1. Bevestig het verlengstuk 2 aan de
wielsleutel 1. Boordgereedschap
3 118.
125