Afhankelijk van het model kan I op
de volgende manieren knipperen:
■ elke twee uur één minuut
■ in cycli van drie minuten met I ge‐
durende tussenpozen van vijf se‐
conden uit
Dit gebeurt totdat de motorolie ver‐
verst is. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Motoroliepeil laag
y brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als tijdens de rit gaat
branden, is het motoroliepeil te laag.
Het oliepeil controleren alvorens de
hulp van een werkplaats in te roepen
3 104.
Brandstoffilter aftappen
z brandt geel.
Instrumenten en bedieningsorganen
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het aanslaan
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Duidt op aanwezigheid van water in
de diesel. Onmiddellijk hulp van een
werkplaats inroepen.
Startbeveiliging
d brandt geel.
Storing in de startbeveiliging. De mo‐
tor kan niet worden gestart.
Stop-startsysteem
Æ brandt geel.
Er zit een storing in het systeem.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Stop/Start-systeem 3 83.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 70.
Storing rijverlichting
µ brandt geel.
Een of meerdere lampen van de rij‐
verlichting is/zijn defect 3 109.
Grootlicht
C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht en
bij lichtsignaal 3 70.
Mistlamp
> brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 72.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 72.
Cruise control
m brandt groen.
Het systeem is ingeschakeld.
65