76
Klimaatregeling
■ Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse luchtroosters openen
naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
■ Voor gelijktijdig verwarmen van de
voetenruimte, luchtverdeelschake‐
laar op J zetten.
Airconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐
systeem biedt de airconditioning:
AC = koeling
4 = luchtrecirculatie
Koeling (AC)
Wordt bediend met knop AC en werkt
alleen wanneer de motor draait en de
aanjager is ingeschakeld.
Het airconditioningsysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht wanneer
de buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan con‐
dens vormen en onder de auto op de
grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Luchtrecirculatiesysteem
Bediening met toets 4.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐
verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐
lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐
len bij de inzittenden kan leiden.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
■ Koeling AC aan.
■ Luchtrecirculatiesysteem 4 aan.
■ Luchtverdeelschakelaar op M zet‐
ten.
■ Draaiknop voor temperatuur in
laagste stand zetten.
■ Luchtdebiet op hoogste stand zet‐
ten,
■ Alle luchtroosters openen.