Netwerkinstellingen
De netwerkinstellingen worden hieronder beschreven. Druk op de toets [Netwerkinstellingen] om de instellingen te configureren.
Als instellingen worden gewijzigd, gaan ze pas in nadat de machine opnieuw is gestart. Raadpleeg
(pagina 1-14) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor het herstarten van de machine.
Algemene instellingen
IPv4-instellingen
Gebruik deze instelling om het IP-adres van de machine in te stellen
wanneer u de machine gebruikt in een TCP/IP (IPv4)-netwerk.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
IP-adres
Voer het IP-adres van de machine in.
IP-subnetmasker
Voer het IP-subnetmasker in.
IP-gateway
Voer het IP-gateway adres in.
DHCP
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch te verkrijgen met
behulp van DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol). Wanneer
deze instelling is ingeschakeld is het niet nodig om het IP-adres
handmatig in te voeren.
• Zorg ervoor dat u de functie
inschakelt als de machine wordt gebruikt in een
TCP/IP-netwerk.
• Als er gebruik wordt gemaakt van DHCP, kan het toegewezen
IP-adres automatisch worden gewijzigd. Als het IP-adres wordt
gewijzigd, is afdrukken niet mogelijk.
IPv6-instellingen
Gebruik deze instelling om het IP-adres van de machine in te stellen
wanneer u de machine gebruikt in een TCP/IP (IPv6)-netwerk.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
IPv6-protocol inschakelen
Schakel deze instelling in.
DHCPv6
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch te verkrijgen met
behulp van DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol). Wanneer
deze instelling is ingeschakeld is het niet nodig om het IP-adres
handmatig in te voeren.
Handmatig adres
Voer het IP-adres van de machine in.
Lengte van prefix
Voer de lengte van het kengetal in (0 tot 128).
Standaard gateway
Voer het IP-gateway adres in.
" hieronder
"TCP/IP inschakelen
"DE VOEDING IN- EN
• Zorg ervoor dat u de functie "
inschakelt als de machine wordt gebruikt in een
TCP/IP-netwerk.
• Als er gebruik wordt gemaakt van DHCP, kan het toegewezen
IP-adres automatisch worden gewijzigd. Als het IP-adres wordt
gewijzigd, is afdrukken niet mogelijk.
• In een IPv6-omgeving kan het apparaat met het LPDof
IPP-protocol werken.
TCP/IP inschakelen
Deze instelling moet zijn ingeschakeld om de machine te kunnen
gebruiken in een TCP/IP-netwerk.
NetWare inschakelen
Deze instelling moet zijn ingeschakeld om de machine te kunnen
gebruiken in een NetWare -netwerk.
EtherTalk inschakelen
Deze instelling moet zijn ingeschakeld om de machine te kunnen
gebruiken in een EtherTalk -netwerk.
NetBIOS inschakelen
Deze instelling moet zijn ingeschakeld om de machine te kunnen
gebruiken in een NetBIOS-netwerk.
NIC terugstellen
Hiermee zet u alle "Netwerkinstellingen" terug naar de oorspronkelijke
instelling.
Pingopdracht
Gebruik deze functie om te controleren of de machine kan
communiceren met een computer binnen het netwerk.
Specificeer het IP-adres van de betreffende computer en druk op de
toets [Uitvoeren]. Er verschijnt een melding waarin wordt aangegeven
of de computer heeft geantwoord of niet.
7-74
SYSTEEMINSTELLINGEN
UITSCHAKELEN"
TCP/IP
inschakelen" hieronder
Inhoudsopgave