ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
• Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap op
het beeldscherm en wordt de op dat moment
geselecteerde functie ingeschakeld.
• Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij
inschakelen van de camera verschijnt de boodschap
"There are no files." (er zijn geen bestanden) als u
nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het
geheugen. Daarnaast zal de
aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval
zijn druk dan op de [
moment geselecteerde opnamefunctie (REC) in te
schakelen.
2.
Zet de
functiedraairegelaar op
"
" (snapshot
functie) (pagina 52)
• De
(snapshotfunctie)
icoon wordt aangegeven
in het beeldscherm terwijl
de snapshotfunctie
geselecteerd is.
3.
Zet het beeld op het beeldscherm zo op dat
het hoofdonderwerp zich binnen het scherp-
stelkader bevindt.
icoon zichtbaar zijn
] (REC) toets om de op dat
Snapshotfunctie icoon
10 10
1600
1600
1200N
1200N
05/12 12/24 24
05/
12 12 : 58 58
Scherpstelkader
• Het scherpstelbereik van de camera hangt af van de
scherpstelfunctie die u gebruikt (pagina 74).
• U kunt beelden opzetten m.b.v. ofwel het
beeldscherm ofwel de optische zoeker (pagina 60).
• U kunt bij het gebruik van de optische zoeker voor
het opzetten van beelden [DISP] gebruiken om het
beeldscherm uit te schakelen en op die manier
accustroom sparen.
4.
Druk de sluitertoets
halverwege in om op het
beeld scherp te stellen.
• Bij halverwege indrukken van
de sluitertoets stelt de
autofocus functie van de
camera automatisch scherp
op het beeld en worden de
sluitersnelheid- en
lensopeningwaarden getoond.
• U kunt controleren of
scherpgesteld is op het beeld
door naar het scherpstelkader
en de groene bedrijfsindicator
te kijken.
55
Sluitertoets
Groene
bedrijfsindicator