OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Mocht de camera bewogen worden dan wordt het effect
daarvan in het beeld nog verder verergerd wanneer u
close-up opnames aan het opnemen bent of aan het
opnemen bent met een grote zoomfactor. Daarom wordt
het gebruik van een statief aanbevolen bij het opnemen
van close-ups en het opnemen met een grote zoomfactor.
• Beelden kunnen onscherp zijn als het onderwerp zich
buiten het filmbereik bevindt.
• Door de filmfunctie, korte filmfunctie, voorafgaande
filmfunctie of MOVIE BEST SHOT functie in te schakelen
wordt de scherpstelfunctie overgeschakeld naar panfocus
(pagina 79) ongeacht de huidige scherpstelinstelling in
het functiegeheugen (pagina 123).
• Het kan moeilijk zijn om op bepaalde onderwerpen scherp
stellen (pagina 59) waardoor wazige opnames ontstaan.
Mocht dit het geval zijn, probeer dan of omschakelen
naar de handmatige scherpstelfunctie (pagina 80) of
panfocusfunctie (pagina 79) helpt.
• Mochten de beelden onscherp zijn bij het gebruik van
autofocus, dan kunt u mogelijk een betere scherpstelling
verkrijgen door de camera even op een ander onderwerp
te richten.
Directe filminstellingen
(MOVIE BEST SHOT functie)
Door één van de MOVIE BEST SHOT voorbeelddecors te
selecteren wordt de camera automatisch ingesteld voor het
opnemen van een soortgelijk type film.
1.
Zet de functiedraairegelaar tijdens een
opnamefunctie (REC) op "
vervolgens op [SET].
• Hierdoor wordt de MOVIE BEST SHOT functie
ingeschakeld en verschijnt "
2.
Gebruik [ ] en [ ] om de gewenste voorbeeld
achtergrond te selecteren en druk vervolgens
op [SET].
• Druk nogmaals op [SET] als u op dat moment over
wilt schakelen naar een andere voorbeeldscène.
Door [SET] in te drukken wordt de huidige
geselecteerde scène ook weergegeven.
3.
Richt de camera op het onderwerp en druk op
de sluitertoets.
4.
Druk nogmaals op de sluitertoets om het
opnemen van de film tussentijds te stoppen.
110
" en druk
" op het beeldscherm.
B