Op een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflopende
helling staat, dan voor het uitscha‐
kelen van het contact de achteruit‐
versnelling inschakelen of de keu‐
zehendel in stand P zetten. Boven‐
dien de voorwielen naar de stoep‐
rand toedraaien.
■ Auto met toets p op de afstands‐
bediening of met sensor in een van
beide voorste portierhandgrepen
vergrendelen.
Om de diefstalbeveiliging en het
diefstalalarmsysteem te activeren,
toets p tweemaal indrukken of
sensor in een van beide voorste
portierhandgrepen tweemaal aan‐
raken.
■ De auto niet op een licht ontvlam‐
bare ondergrond parkeren. De on‐
dergrond kan door de hoge tempe‐
ratuur van het uitlaatgassysteem
mogelijk vlam vatten.
■ Bij auto's met een geautomati‐
seerde versnellingsbak knippert na
het uitschakelen van het contact bij
een niet aangetrokken handrem
controlelamp R gedurende enkele
seconden 3 114.
■ Ruiten en zonnedak of TwinTop
sluiten.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking
treden 3 166.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca. 30 secon‐
den stationair laten lopen om de
turbolader te beschermen.
Sleutels, vergrendeling 3 20, auto
een langere tijd stilzetten 3 165,
TwinTop bedienen 3 42.
Kort en bondig
19