164
Rijden en bediening
Kogelstang vergrendelen door de
sleutel naar stand e (2) te draaien.
Sleutel verwijderen en bescherm‐
kapje dichtdrukken.
Oog voor veiligheidskabel
Veiligheidskabel aan oog vasthaken.
Correcte montage van de kogelstang
controleren
■ Het groene merkteken op de draai‐
knop moet tegenover het witte
merkteken op de kogelstang liggen,
■ Tussen de draaiknop en de kogel‐
stang mag geen speling zitten,
■ De kogelstang moet stevig in de
trekhaakopening vergrendeld zijn,
■ De kogelstang moet zijn en de sleu‐
tel moet verwijderd zijn.
9 Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is al‐
leen toegestaan bij een correct ge‐
monteerde kogelstang. Als u de
kogelstang niet correct gemon‐
teerd krijgt, de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Kogelstang demonteren
Beschermkapje openen en de sleutel
naar stand c (1) draaien om de ko‐
gelstang te ontgrendelen.
Draaiknop uittrekken en zover moge‐
lijk rechtsom draaien. Kogelstang
naar onderen toe lostrekken.
Afsluitplug in de trekhaakopening
aanbrengen. Stekkerdoos inklappen.
Aanhangerstabilisatie
Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto/
aanhangercombinatie afgeremd tot‐
dat de slingerbeweging stopt.
Aanhangerstabilisatie (TSA) maakt
deel uit van het elektronische stabili‐
teitsprogramma (ESP®
Plus
) 3 153.