Inbedrijfstelling
Controle
De volgende controles moeten
uitgevoerd worden voor de eerste
inbedrijfstelling van de installatie:
• Houd u aan de gebruiksvoorschriften
van de fabrikant van de ketel. De ketel
moet gemonteerd zijn en klaar om te
werken.
• Vul de verwarmingsinstallatie met
voldoende water.
• Controleer de elektrische bekabeling
van alle componenten van de
complete installatie.
• Controle van de draairichting van de
brandermotor.
• Correcte instelling van de
temperatuur- of drukregelaars,
begrenzers, veiligheidstoestellen en
elektrische eindeloopschakelaars.
• Controle van de gasaansluitdruk.
• Afdichtingscontrole van de elementen
waar het gas doorheen stroomt.
• Ontluchting van brandstofleidingen
(geen lucht).
• Is er olie in de tank, in de leidingen en
in de brandstofpomp, wordt de goede
sproeier gebruikt?
• Afdichtingscontrole van het
vloeistofcircuit van de olie.
• Rookgascircuits geopend en
voldoende aanvoer van frisse lucht.
• Brander in startpositie: luchtklep in
positie "DICHT".
• Besturingseenheid van de
elektronische groep gereset en in de
uitgangspositie.
Controleer de werking van het
programma van de brander voor de
eerste vrijgave van de brandstof.
Oliesysteem:
• Open de afsluiters van de olie
• Zet de elektroklep olie buiten werking
op de aanvoer (zie schema van de
brander/ hydraulisch schema)
• Start de brander en bekijk de volgorde
van de inbedrijfstelling op het verloop
van het programma:
1.
Inschakelen van de ventilator
2.
Luchtklep voorventilatie
3.
Controle van de luchtdruk
4.
Luchtklep minimaal vermogen
5.
Ontsteking
6.
Openen van de kleppen (de
losgemaakte klep blijft gesloten)
7.
In veiligheid gaan na aflopen van
veiligheidsduur (zie
branderautomaat)
• Sluit de klep weer aan
• Reset de branderautomaat
Systeem gas:
• Open kort de gasonderbrekerklep op
de kleppengroep tot de druk aanwezig
is, sluit hem daarna
• Start de brander en bekijk de volgorde
van de inbedrijfstelling op het verloop
van het programma:
1.
Ventilator
2.
Luchtklep bij voorventilatie
3.
Controle van de luchtdruk
4.
Luchtklep bij minimaal vermogen
5.
Ontsteking
6.
Openen van de kleppen
7.
In veiligheid gaan na aflopen van
veiligheidsduur (zie
branderautomaat) of
onderbreking door te weinig gas
• Ontgrendel de branderautomaat
Inbedrijfstelling gas
Belangrijk! Stel het gasgedeelte in
voor het oliegedeelte. Plaats de
brandstofkeuzeschakelaar op "Gas".
• Sluit de meetinstrumenten van de druk
van de gaskop aan op de aansluiting
van de meting stroomafwaarts van de
gasregelklep op de aansluiting van
het meten van de brander.
• Sluit het meetinstrument van de
stroom van de vlambewaking aan.
• Open de gasonderbrekerklep
stroomopwaarts van de gasblokken
en controleer de gasdruk op de
manometer.
• Plaats de keuzeschakelaar
"Handmatig-Automatisch op
"Handmatig" of "Handbediening".
Als er een afdichtingscontrole van de
klep uitgevoerd wordt, wacht dan tot de
afdichtingscontrole positief afgesloten
is. Als de kleppen een afdichtingsfout
vertonen, wordt de bediening naar de
branderautomaat gestopt. De brander
start conform de volgorde van het
programma van de automaat van de
elektronische groep.
Inbedrijfstelling stookolie
Open alle afsluiters van het systeem
van de oliestroom.
• Plaats de brandstofkeuzeschakelaar
op stookolie
• Vul de oliepomp
• Plaats de manometer voor de controle
van de druk op de aanvoer en indien
nodig ook op de retour (uitsluitend op
branders met sproeiers met retour).
• Plaats de manometer voor de controle
van de druk aan de kant aanzuiging
van de pomp of controleer de druk van
de leiding in lus.
Ontluchten
Schakel kort de brander in en controleer
of de draairichting goed is. Ontlucht de
olieleiding en de oliepomp.
09/2011 - Art. Nr. 4200 1041 5000A
Let op!
Het vloeistofsysteem is in de fabriek
gevuld met een testvloeistof. Dit kan
leiden tot ontstekingsproblemen bij de
eerste inbedrijfstelling. Om de pomp te
ontzien, is de brandstofdrukregelaar
ontlast bij het verlaten van de fabriek,
dat wil zeggen dat geen enkele druk is
ingesteld. Verhoog bij de inbedrijfstelling
van de brander de druk van de olie
langzaam tot de werkdruk.
39