11.3.1 Warmtewisselbatterijen
De temperaturen van de vloeistoffen in de batterijen mag de waarde die op het typeplaatje van het apparaat staat niet
overschrijden.
Deze moet altijd onder de uiterste waarde van de oppervlaktetemperatuur (of temperatuurklasse) blijven die hoort bij de
ATEX-atmosfeer waarvoor de unit is gecertificeerd (zie § 11.2 Keurmerk).
11.3.2 Sectie ventilatoren
Houd u aan de voorschriften van de fabrikanten van de motoren en ventilatoren die in de handboeken staan die bij het ATEX-
dossier zijn gevoegd.
Voor systemen met poelies en aandrijfriemen, moet de spanning van de aandrijfriemen regelmatig worden gecontroleerd en
afgesteld. Een te slappe aandrijfriem kan gaan slippen en daardoor zeer heet worden. De controle moet wekelijks worden
uitgevoerd. Dit is mede afhankelijk van de resultaten van eerdere controles (staat van de aandrijfriem, stabiliteit van de
instelling) en van het ATEX-risico.
Gebruik uitsluitend onbrandbare antistatische en elektrisch geleidende aandrijfriemen die geschikt zijn voor de ATEX-
atmosfeer in de unit.
11.3.3 Luchtfilter
Gebruik voor de ATEX-units (van categorieën 2 - zone 1 - en 3 – zone 2 of 22 -) uitsluitend antistatische en ATEX-
gecertificeerde filters die geschikt zijn voor de zone en voor de gas- en/of stofgroep.
Om de afzetting van stof te beperken in units die zijn geïnstalleerd in zone 22, moet u:
- De filters vervangen zodra de gemiddelde vervuilingsgraad is bereikt,
- Bij elke vervanging van filters, moet u de machine volledig reinigen met een stofzuiger, en met name bij de onderdelen
waar de temperatuur het hoogste is (warmtewisselaar, ventilator, enz.),
- Controleer of de gevlochten massastrips van de filterdelen weer zijn aangesloten en controleer de goede staat ervan
voordat u de unit weer in gebruik neemt.
11.3.4 Elektrische aansluitingen
Alle elektrische aansluitingen moeten worden uitgevoerd door ATEX-gekwalificeerd en -bevoegd personeel. De fabrikant is
niet aansprakelijk voor aansluitingen die niet door hem zijn uitgevoerd.
11.3.5 Corrosiepreventie
Indien roestvorming optreedt, schuur dan het gecorrodeerde oppervlak met schuurlinnen blank, reinig het en bescherm het
daarna met antistatische roestwerende verf.
11.4 Gebruik van gereedschappen in een explosieve atmosfeer
De leidinggevenden van afdelingen met installaties en processen waarin explosieve atmosferen aanwezig zijn, moeten aan
iedereen die werkzaam is op een dergelijke locatie alle informatie geven over het veilig gebruiken van handgereedschappen.
De gereedschappen zijn in twee verschillende types te onderscheiden:
- Type A: Gereedschappen die incidenteel een vonk kunnen veroorzaken tijdens het gebruik, zoals bijvoorbeeld
schroevendraaiers, sleutels of slagsleutels,
- Type B: Gereedschappen die een grote hoeveelheid vonken veroorzaken, zoals tijdens het slijpen of zagen.
In zones 1 en 2 (of 22), zijn alleen gereedschappen van type A toegelaten; de gereedschappen van type B mogen alleen
worden toegelaten als er geen enkele gevaarlijke explosieve atmosfeer op de werkplek aanwezig is.
In zone 1 en in aanwezigheid van stoffen die behoren tot groep IIC (acetyleen, koolstofdisulfide, waterstof) en van
waterstofsulfide, ethyleenoxide en koolstofmonoxide: indien er explosiegevaar bestaat als gevolg van de aanwezigheid van
deze stoffen, dan is het gebruik van stalen gereedschappen verboden zolang niet is vastgesteld dat er geen gevaarlijke
explosieve atmosfeer op de werkplek aanwezig is tijdens het gebruik van deze gereedschappen.
Stalen gereedschappen van type A kunnen worden toegelaten in zone 22; stalen gereedschappen van type B kunnen alleen
worden gebruikt als de werkplek is beschermd en gescheiden is van de overige plaatsen van zone 22 en de volgende
aanvullende maatregelen zijn genomen:
- Ofwel stofafzetting is niet mogelijk op de werkplek,
- Ofwel de werkplek wordt voldoende nat gehouden zodat zich geen stof kan verspreiden in de lucht en geen enkele vorm
van vuur kan ontstaan.
Tijdens slijp- of zaagwerkzaamheden in zone 22 of in de nabijheid van een dergelijke zone, kunnen vonken over grote
afstanden wegspatten en daardoor gloeiende deeltjes vormen. Om deze reden moeten de andere zones rondom de werkplek
ook worden meegenomen bij de hierboven genoemde veiligheidsmaatregelen.
Voor het gebruik van gereedschappen in zones 1, 2 en 22 moet een systeem van "werkvergunningen" gelden.
Alle andere types gereedschappen of uitrustingen die nodig zijn voor de onderhoudswerkzaamheden (stofzuigers, enz.)
moeten geschikt zijn voor gebruik in de betreffende ATEX-zone. Als dit niet zo is, moet u, voorafgaand aan en tijdens alle
onderhoudswerkzaamheden, ervoor zorgen dat de werkplek voldoende wordt geventileerd om de aanwezigheid of het
ontstaan van een explosieve atmosfeer te voorkomen.
NL - 40