9.7 Stoombevochtiger
Let op!
Houd u aan de veiligheidsinstructies (zie § 2 - VEILIGHEIDSINSTRUCTIES).
9.7.1. Controle vóór inbedrijfstelling
Controleer de reinheid van de verdelers en van de bak, de stand van de cellen van de druppelscheiders en eventuele schades.
Controleer of de scheidingskraan van het water naar de bevochtiger open is.
Controleer de staat van alle slangen (voeding/aftappen/condenswater).
De sifon van de condenswaterbakken (optie) moet voor de inbedrijfstelling worden gevuld.
Zorg ervoor dat de omkasting schoon is en vrij van vreemde voorwerpen. Verwijder het vuil met een stofzuiger en/of
reinigingsmiddel.
Controleer de bekabeling.
Controleer de werking van de vochtigheidsopnemer (indien optie).
Volg de aanwijzingen in de handleiding van de fabrikant van de autonome unit die bij het apparaat is geleverd.
9.7.2 Inbedrijfstelling
Volg de aanwijzingen in de handleiding van de fabrikant van de autonome unit die bij het apparaat is geleverd. Als de regeling
door ons is geleverd (als optie) raadpleeg dan de handleiding van de regeling.
Deze fase van de inbedrijfstelling kan enige tijd duren voordat de nominale productie wordt bereikt. Dit is hoofdzakelijk
afhankelijk van het geleidingsvermogen van het toevoerwater en kan verscheidene uren duren.
9.8 Mengkleppensectie
9.8.1 Condenswaterafvoer
In de mengsectie:
- Controleer de reinheid van de condenswater opvangbak
- Vul de afvoersifon.
- Controleer de goede afvoer van het condenswater
9.8.2 Inbedrijfstelling
Let op!
Houd u aan de veiligheidsinstructies (zie § 2 - VEILIGHEIDSINSTRUCTIES).
Register:
- Zorg ervoor dat de kleppensecties open zijn vóór het inschakelen van de ventilatoren.
- Zorg ervoor dat de omkasting van de kleppensectie schoon is en vrij van vreemde voorwerpen. Verwijder indien nodig het
vuil met een stofzuiger en/of reinigingsmiddel.
Door de bruuske luchtdrukstijging bij het sluiten van de brandklep kunnen de lamellen onherstelbaar beschadigen.
Servomotoren:
- Stuur de servomotoren aan in de geheel gesloten positie. Controleer of de kleppensecties geheel gesloten zijn en de
lamellen perfect op elkaar aansluiten.
- Controleer de draairichting van de kleppensectie (servomotor ontkoppeld), corrigeer indien nodig de draairichting van de
servomotor.
- Zet de koppeling van de servomotor weer vast.
- Stel indien nodig het compleet sluiten van de lamellen af, stel de eindpositie af.
- Stuur de servomotoren aan in de geheel geopende positie. Controleer of de lamellen parallel zijn met de luchtrichting.
- Stel indien nodig het compleet openen van de lamellen af, stel de eindpositie af.
- Wanneer de lamellen niet zichtbaar zijn, kan aan een groef in de as van de kleppensectie en van de verlengstukken, de
open en gesloten posities van de kleppensectie worden gezien.
Luchtbehandelingskasten voor ATEX hebben aangepaste servomotoren. De elektrische apparaten en de aluminium
lamellen moeten worden geaard.
9.9 Warmteterugwinner
9.9.1 Warmterugwinners met platen
Let op!
Houd u aan de veiligheidsinstructies (zie § 2 - VEILIGHEIDSINSTRUCTIES).
9.9.1.1 Controle vóór inbedrijfstelling
• Omdat reinheid een doorslaggevende factor is voor het goede rendement van de machine moet u de staat controleren van
de platen: de vervuiling, de mate van corrosie en eventuele schades. Verwijder indien nodig het vuil met een stofzuiger en/of
reinigingsmiddel.
• Controleer de staat van de afdichtingen en de afwezigheid van vreemde voorwerpen.
• De sifon van de condenswaterbakken (optie) moet voor de inbedrijfstelling worden gevuld.
• Controleer de bekabeling van de servomotor als er kleppensecties zijn.
9.9.1.2 Inbedrijfstelling
• Controleer de werking van de bypasskleppensecties (Zie § 9.8 Registers).
• Controleer de werking van de druk- en temperatuuropnemers.
NL - 28