Positie van de drukaansluitingen
AE
AN
AN: Verse lucht. Drukaansluiting aan te sluiten op 1 en 3.
AE: Afgezogen lucht. Drukaansluiting aan te sluiten op 2 en 4.
9.9.2 Inbedrijfstelling van de warmtewielen
Let op!
Houd u aan de veiligheidsinstructies (zie § 2 - VEILIGHEIDSINSTRUCTIES).
Controle voor het starten van het wiel
- Omdat reinheid een doorslaggevende factor is voor het goede rendement van de machine moet u de staat controleren van
de schoepen: de vervuiling, de mate van corrosie en eventuele schades.
- Controleer de staat van de afdichtingen en de afwezigheid van vreemde voorwerpen.
- Controleer het vrij draaien van het wiel (geen wrijving tegen het frame)
- Controleer de staat en de spanning van de riem, deze mag niet slippen. Maak de riem indien nodig korter (zie de procedure
in §10.8.2 Warmtewielen).
- De sifon van de condenswaterbak (optie) moet zijn gevuld.
- Controleer de voedingsspanning en de bekabeling van de aandrijfmotor.
- Controleer de uitlijning van de motor.
- De lagers van de rotor hebben een levenslange smering en hoeven niet speciaal gesmeerd te worden (behalve bij grote,
in delen geleverd wielen - afhankelijk van de leverancier).
Inbedrijfstelling
- Controleer de draairichting van het wiel (indien optie ontluchtingssector). Verwissel indien nodig twee fasen op de motor.
- Controleer of het bewakingssysteem van het draaien correct werkt.
- Meet het toerental.
- Meet de opgenomen stroomsterkte.
- Controleer de werking van de druk- en temperatuuropnemers.
9.10 Controle na het opstarten
Controle van de waterafvoer:
- Controleer voor elke aansluiting van de bak op het afvoersysteem of het water correct uit de bak (zonder stagneren) wordt
afgevoerd en dat er altijd water in de sifon zit. Raadpleeg bij een probleem § 7.1 Sifons.
- Als het water niet correct wegstroomt, controleer dan of de machine goed waterpas staat (zie hoofdstuk Installatie, § 6.3
Assemblage van de units).
- Als er een stoombevochtiger is, controleer dan of er geen lage punten zijn in de stoomaansluitleidingen.
Controle van mechanisch geluid:
Controleer bij een abnormaal geluid of:
- De transportblokken zijn verwijderd,
- De turbines goed in de huizen zijn gecentreerd,
- De turbines bij het uitschakelen vrij draaien,
- De turbines goed in balans zijn,
- De turbines in de goede richting draaien,
- De riemen correct gespannen zijn,
- Er geen trillingen zijn.
1
2
AN
3
4
1
2
AE
3
4
NL - 29
1
2
AE
3
4
1
2
AN
3
4
AN
AE
NL