Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Bijzonderheden Voor Atex-Zones; Algemeen; Keurmerk; Inbedrijfstelling, Onderhoud - CIAT CLIMACIAT Montagehandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

11 - Bijzonderheden voor ATEX-zones

volgens richtlijn 2014/34/EU (explosieve atmosferen)

11.1 Algemeen

ƒ Risico-evaluatie van het explosiegevaar volgens de normen EN 13463-1 en EN 1127-1 (zie § 3 - REGLEMENTERING).
ƒ De centrales zijn gecertificeerd in overeenstemming met de voorschriften van de norm EN 13463-5 "bescherming door
constructieve veiligheid c" (zie § 3 - REGLEMENTERING).
ƒ De gebruiker moet een classificering opstellen van de verschillende zones met explosiegevaar in overeenstemming met de richtlijn
1999/92/EG.
ƒ De apparaten zijn geselecteerd en gefabriceerd naar gelang het door de gebruiker gedefinieerde type van de zone.
Een convector mag nooit functioneren in omstandigheden waarvoor deze niet is voorzien.

11.2 Keurmerk

ƒ Elke convector wordt geleverd met een ATEX-conformiteitscertificaat; en het ATEX-keurmerk staat op het typeplaatje, zoals
hieronder:
II
- Voorbeeld:
: Genormaliseerd ATEX-teken.
II: Groep II = industrieën op land.
2: Uitrustingscategorie: 3 = plaatsing in zone 2 of 22 , 2 = plaatsing zone 1, 2 of 22.
G: Uitrusting geschikt voor plaatsing in gaszone.
D: Uitrusting geschikt voor plaatsing in stofzone, (* = alleen in zone 22 → uitrusting van categorie 3).
c: Constructieve veiligheid.
IIA/IIIA: Explosiegroep gas / stof.
Gasgroepen IIA, IIB, IIC (of IIB + H2 afhankelijk van de markering van de ingebouwde uitrusting, in dit geval aanwezigheid
van waterstof).
Stofgroepen IIIA, IIIB, IIIC.
T5: Temperatuurklasse (T1 tot T6 voor gas, werkelijke temperatuur voor stof).
ƒ Voor categorie 2 wordt een kopie van het technische conformiteitsdossier van de units geregistreerd en gearchiveerd
gedurende 10 jaar door een aangemelde instantie. Het archiefnummer van het dossier wordt aan de klant doorgegeven.

11.3 Inbedrijfstelling, onderhoud

ƒ De units moeten worden geïnstalleerd en inbedrijfgesteld door een gekwalificeerde vakman.
ƒ Alle bepalingen van de geldende richtlijnen en normen moeten worden nageleefd tijdens de installatie, bijvoorbeeld het
automatisch bekrachtigen van de voeding van de unit wanneer debiet is gedetecteerd door een sensor.
ƒ Raadpleeg in alle gevallen het algemene deel van dit handboek, de speciale handboeken van de ATEX-componenten die zijn
ingebouwd in de unit en in het ATEX-dossier staan, en de hierna volgende speciale aanwijzingen:
- Installeer de units zodanig dat de temperaturen bij de aanzuiging en daaromheen liggen tussen -20 en +60 °C,
- De units en de aanvullende metalen elementen moeten elektrisch zijn geaard door middel van een kabel die met het frame
is verbonden.,
- Selecteer en installeer alle elektrische componenten voor de aansluiting en de regeling overeenkomstig de risicozone
waarin deze zich bevinden,
- Alle aangesloten metalen componenten (kanalen, leidingen enz.) moeten worden geaard, indien nodig door middel van
massakabels,
- Sluit altijd de thermische beveiliging van de motor aan (zie § 9 – INBEDRIJFSTELLING)
ƒ De installateur moet alle noodzakelijke voorzieningen aanbrengen om te controleren of de temperatuur van de verschillende
elementen van de installatie onder de zelfontbrandingstemperatuur van het betreffende gas en/of stof blijft.
ƒ Als voor de aansluiting van de verschillende onderdelen wanddoorvoeren nodig zijn (aansluiting van kabels, sensoren, enz.),
moeten deze doorvoeren gasdicht zijn om iedere verspreiding van "ATEX"-atmosferen te voorkomen. Hetzelfde geldt voor
de onderlinge aansluitingen van de verschillende blokken waaruit de unit is samengesteld en voor de aansluitingen op de
kanalen.
ƒ Iedere wijziging van de unit zonder onze voorafgaande toestemming is verboden.
ƒ Zorg ervoor dat tijdens de assemblage of het uitvoeren van onderhoud, geen vreemde voorwerpen in de unit achterblijven
om ieder risico op het optreden van een gevaarlijke situatie te vermijden (zie § 11.4 "Informatie over het gebruik van
gereedschappen in een explosieve atmosfeer").
ƒ Controleer, voorafgaand aan ieder onderhoud, of de unit stroomloos is.
ƒ Controleer, na afloop van het onderhoud, of alle gedemonteerde onderdelen weer zijn gemonteerd en vastgezet in hun
oorspronkelijke positie.
ƒ Controleer of alle gevlochten massastrips in goede staat verkeren en weer zijn aangesloten.
ƒ Controleer regelmatig het vastzitten van afneembare onderdelen, zoals kappen of deksels en van beweegbare delen, zoals
lamellen van registers of rails van filters.
2
G / D*
c
NL - 39
IIA/IIIA T5
NL

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave