Aansluiting condenswaterafvoer:
- Voor de diameters en posities van de verbindingen, raadpleegt u het plaatsingsschema,
- Uitgang op het frame aan de voorkant: voor buis Ø 32 mm,
- Plaats de sifon (Zie § 7.1 ''Sifons condenswaterafvoer'').
Elektrische aansluiting:
- Voor machines geleverd zonder regelkast:
- De selectie van de bekabeling is afhankelijk van de ligging, van de temperatuur in de gebruiksruimte en van de
stroomsterktes van de aangesloten motor(en). (Zie tabel hieronder)
- De selectie, de bevestiging, de mechanische en elektrische beschermingen van de kabels moeten voldoen aan alle
voorschriften en wetten die gelden in het land waar de unit wordt gebruikt. Houd u aan de aanbevelingen uit het hoofdstuk
over de reglementering voor de keuze van de componenten en de kabels.
Voorgeschreven aansluitkabels:
- Motor met vast toerental:
- Voeding 4G1.5
Laagste
spanning
U2
V2 W2
DELTA
U1
V1 W1
L1
L2
L3
Om de risico's van bevriezen en ijsafzetting op de warmtewisselaar te voorkomen, moet u druk- of temperatuuropnemers
monteren.
Voor machines die zijn geleverd met geïntegreerd regeling, moeten de voedingskabel en de besturingskabel van de
frequentieregelaar (optie) geleid worden door de bovenste kabelgoot door het bovenste paneel over te steken.
Let op aan de binnenkant van de unit, dat de kabel goed vastzitten en nooit in contact kunnen komen met het draaiende wiel.
8 - REGELING
8.1 Luchtbehandelingskast met regeling
Wanneer de regeling is geleverd door de fabrikant, raadpleeg dan de bijgeleverde handleiding.
8.2 Luchtbehandelingskast zonder regeling
Wanneer de regeling niet is geleverd door de fabrikant, is de fabrikant niet aansprakelijk in geval van schade aan de
verschillende onderdelen van de regeling. Neem bepaalde voorzorgen in acht, met name:
- De temperatuur in de luchtbehandelingskast mag de grenzen niet overschrijden (boven en onder) waarvoor de kast is
ontworpen,
- In de besturing van de ventilator moet een beveiliging tegen onvoldoende luchtdoorstroming zijn opgenomen,
- Indien een elektrische batterij of een gasbrander aanwezig zijn, moeten beveiligingsthermostaten worden gemonteerd om
deze uit te schakelen in geval van een probleem,
- De vervuilingsgraad van de filters moet worden bewaakt met drukopnemers om een onderbreking doordat deze verstopt
zijn te voorkomen,
- De instelwaarden mogen het maximaal toegelaten drukverschil over de filters niet overschrijden,
- Een veiligheidssysteem moet de motoren beschermen in geval van blokkeren van de ventilatoren,
- Het debiet en de druk in het kanaal moeten worden gecontroleerd om na te gaan of deze de grenswaarden niet
overschrijden.
- Het blokkeren van de ventilatoren moet worden gedetecteerd door een veiligheidssysteem,.
- Zorg ervoor dat de afsluitkleppensecties open staan voordat de ventilatie wordt toegestaan,
- Zorg voor naventilatie na het uitschakelen van de elektrische batterijen of van het GBS,
- Installeer een controleur voor het minimum luchtdebiet in geval van een elektrische batterij of GBS
- Bescherm de turbines en de motoren van de ventilatie tegen overtoeren,
- Pas de isolatie- en milieuklassen toe voor de elektrische componenten en kabels die vereist zijn voor de conformiteit met
de laagspanningsrichtlijn of door de op de plaats van de installatie geldende voorschriften. Houd rekening met de hoogte.
Hoogste
spanning
U2
V2 W2
STER
U1
V1 W1
L1
L2
L3
NL - 22
- Motor met variabel toerental:
- Voeding 3G1.5
- Besturing 4x1
(Max 2 A / 250 V AC)
L
N
13 14 15
1 x 230 V
Alarm-
relais
T
T
U
4
5
1
Thermo-
3-fasemotor
contact
A1 A2
3
9 10 11 12
w
br
+
-
S
Handmatig
0 - 10 V
Rotatie-
Reset
toerental
opnemer
V
W
2
3
M