9.4.3 Inbedrijfstelling
EC-motor
- Om de begrenzing van de aanloopstroom te activeren, moet u ten minste 90 seconden wachten tussen het uit- en weer
inschakelen van de spanning.
AC-motor
- Controleer de draairichting van de motor: stuur daartoe een impuls door middel van de startschakelaar.
- Verwissel indien nodig twee fasen stroomafwaarts van de startmotor om de draairichting om te keren (bijv.: L1 met L2).
Frequentieregelaar
- Houd u aan de voorgedefinieerde bekabeling (zie de handleiding van de frequentieregelaar).
- Als een frequentieregelaar wordt gebruikt, moet vóór de inbedrijfstelling de hoogste frequentie begrensd worden, om te
voorkomen dat het maximum toerental van de draaiende delen wordt overschreden of dat de motor wordt overbelast.
- Controleer ook de werking van de ventilator bij iedere frequentie. Noteer in welke gebieden er resonanties optreden om het
gebruik ervan te verbieden door middel van frequentiesprongen (zie de handleiding van de frequentieregelaar).
Ventilatormotorunit
- Controleer of er luchtdebiet is.
- Meet de opgenomen stroomsterkte op elke fase. De gemeten stroomsterktes mogen de waarde die op het typeplaatje
staat niet overschrijden.
9.4.4 Ventilatoren met V-snaar aandrijving
Houd u altijd aan de regels en praktische voorschriften voor wat betreft de evenwijdigheid van de assen en de uitlijning van de
overbrenging.
Let daarom zeer goed op de uitlijning van de poelies voordat u de spanning van de riem(en) gaat afstellen.
A- In lijn brengen van de poeliesvan de riem af om de berekende doorbuiging Ea te krijgen.
α max. < 0.5°.
β max. < 4 mm per meter tussenruimte.
Controleer bij de inbedrijfstelling en na alle werkzaamheden aan de overbrenging, of deze goed in lijn is met behulp van een
laser-uitlijngereedschap of een liniaal tegen het bewerkte vlak van de twee poelies of met een touwtje.
B - Spanning van de riemen
NB.: het controleren van de spanning van de riemen is in alle gevallen verplicht en voor elke inbedrijfstelling.
Raadpleeg voor ATEX-toepassingen de norm EN 149866.
Een te grote spanning van de riem(en) zorgt voor onnodige krachten op de lagers die een vroegtijdige slijtage van het geheel
kunnen veroorzaken.
Een te slappe riem slipt, wordt warm en slijt snel.
De riemen zijn in de fabriek niet gespannen vanwege de opslag en het transport. Daarom is het zeer belangrijk om ze te spannen
volgens de onderstaande procedure:
Controle door middel van de doorbuiging
De spanning van de riemen moet worden gecontroleerd en gecorrigeerd met een daarvoor geschikt meetinstrument (tensiometer
of dynamometer).
Berekening Ea:
- Ea = (e x E) /100 = Vervorming in mm voor een afstand van 100 mm tussen de assen
van de poelies
- e = Afstand van de assen van de poelies in mm
- E = Zie de tabel hierna voor de waarde
- f = Toegepaste kracht
In het midden van de afstand "e" brengt u op elke riem een kracht "f", die bepaald wordt volgens de tabel hierna. Stel de spanning
van de riem af om de berekende doorbuiging Ea te krijgen.
NL - 25
NL