C
Stuurautomaatcontroller, ingeschakeld
D
Knop Modus
E
Modusafhankelijke informatie
F
Modusafhankelijke knoppen
G
Knop Inschakelen/Standby
Inschakelen en uitschakelen van de stuurautomaat
De stuurautomaat inschakelen
•
Selecteer de knop Inschakelen om de laatste actieve modus te activeren
•
Selecteer de knop Modus om de lijst met beschikbare modi weer te geven en selecteer
vervolgens de gewenste modus
De stuurautomaat wordt ingeschakeld in de geselecteerde modus en de
stuurautomaatcontroller geeft de opties voor de actieve modus weer.
De stuurautomaat uitschakelen.
•
Selecteer de knop Standby
Wanneer de stuurautomaat in standby staat, moet u de boot handmatig sturen.
Indicatie stuurautomaat
De statusbalk toont informatie over de stuurautomaat zolang een stuurautomaat-computer
is aangesloten.
Stuurautomaatmodi
De stuurautomaat heeft verschillende stuurmodi. Het aantal modi en functies binnen een
bepaalde modus is afhankelijk van de stuurautomaatcomputer, het boottype en de
beschikbare ingangen.
Modus Non-Follow-Up (NFU)
In deze modus worden de bakboord- en stuurboordknoppen gebruikt om het roer te
bedienen.
Activeer deze modus door op de bakboord- of stuurboordknop te drukken wanneer de
stuurautomaat zich in standby bevindt.
Follow-Up-besturing (FU)
In deze modus beweegt het roer naar een ingestelde roerhoek. De roerpositie wordt in de
ingestelde hoek gehouden.
De huidige roerhoek aanpassen
•
Selecteer de bakboord- of stuurboordknop
Stuurautomaat
| IDS Experience-Based Interface Gebruikershandleiding
95