Transducertype
Ú Notitie:
Het transducertype wordt automatisch ingesteld voor transducers die
Transducer ID (XID) ondersteunen en kan niet door de gebruiker worden geselecteerd.
Onder Type transducer type selecteert u het model van de transducer die met de
sonarmodule is verbonden. De geselecteerde transducer bepaalt welke frequenties u kunt
kiezen bij gebruik van de sonar. Sommige transducers met ingebouwde
temperatuursensoren geven de temperatuur niet nauwkeurig weer, en bij selectie van de
verkeerde transducer wordt de temperatuur helemaal niet weergegeven.
Temperatuursensoren hebben een impedantie van 5k of 10k. Wanneer beide opties worden
gegeven voor hetzelfde model transducer, raadpleeg dan de documentatie van de
transducer om de impedantie vast te stellen.
Herstellen van standaardinstellingen van de echosounder
Zet de instellingen van de echosounder terug naar de standaardinstellingen van de fabriek.
ForwardScan installatie
Dit is beschikbaar als de ForwardScan functie aangesloten is.
Stuurautomaat instellingen
Het instellingsvenster Stuurautomaat is afhankelijk van welke stuurautomaatcomputer op
het systeem is aangesloten. Als er meer dan één stuurautomaat is aangesloten, toont het
instellingsvenster Stuurautomaat de opties voor de actieve stuurautomaat.
De stuurautomaatinstellingen kunnen worden gesplitst in instellingen die door de gebruiker
kunnen worden aangepast en instellingen die tijdens de installatie en inbedrijfstelling van
het stuurautomaatsysteem worden opgegeven.
•
Gebruikersinstellingen kunnen worden gewijzigd voor verschillende
gebruiksomstandigheden en gebruikersvoorkeuren.
•
Installatie-instellingen worden opgegeven tijdens de inbedrijfstelling van het
stuurautomaatsysteem. Deze instellingen mogen niet meer worden gewijzigd.
In de volgende gedeelten worden de installatie-instellingen per stuurautomaatcomputer
beschreven. Raadpleeg "Stuurautomaat" op pagina 94 voor gebruikersinstellingen.
NAC 1-specifieke installatie-instellingen
Inbedrijfstelling
Deze functie wordt gebruikt om de stuurinrichting van uw boot (kabelstuurinrichting of
hydraulisch stuursysteem) te kalibreren met de NAC-1.
Ú Notitie:
De stuurautomaat moet in bedrijf worden gesteld voor eerste gebruik en elke
keer nadat de stuurautomaat is teruggezet op de standaardinstellingen.
Kabelstuurinrichting kalibreren
Ú Notitie:
De roerbron moet worden ingesteld op roerstandterugmelder om deze
kalibratie te kunnen uitvoeren
Start het kalibratieproces door de kalibratieoptie roerstandterugmelder te selecteren en volg
de instructies op het scherm.
Ú Notitie:
De motor dient tijdens het kalibreren visueel te worden gecentreerd, als in het
dialoogvenster de waarde 0 wordt weergegeven. Als dit niet het geval is, centreert u de
motor visueel voordat u op OK drukt om de fysieke positie uit te lijnen met de waarde in
het dialoogvenster.
Software installeren
| IDS Experience-Based Interface Gebruikershandleiding
147