2 Selecteer [Use] met de knoppen V en v en druk op
de knop ENTER.
Het tabblad [Contact Switch] verschijnt opnieuw.
3 Selecteer [Advanced] met de knoppen B en b en
druk op de knop ENTER.
Het scherm [Advanced] verschijnt.
4 Selecteer de instelling die u wilt configureren met
de knoppen V en v en druk op de knop ENTER.
De standaard instelling is [Not Controlled].
[Camera Input]
Configureer deze instelling zodanig dat beelden
van een endoscopisch apparaat worden uitgevoerd
op een beeldscherm.
[Recorder Input]
Configureer deze instelling zodanig dat beelden
van deze eenheid worden uitgevoerd op het
beeldscherm.
[Tally Lamp]
Configureer deze instelling zodanig dat de
opnamestatus wordt weergegeven via de tallylamp
op het beeldscherm.
Het pintoewijzingsscherm verschijnt.
5 Selecteer een pinnummer met de knoppen V en v
en druk op de knop ENTER.
Van de acht pinnen op de beeldschermconnector
dient u een pin toe te wijzen voor elke
camerasignaalingang (ingang van endoscopische
beelden), opnamesignaalingang (beeldingang van
deze eenheid) en de besturing opnamestatus
tallylamp (tallylamp aan/uit).
Tips
• Pinnummer 5 is gereserveerd voor GND en kan
niet worden geselecteerd.
• Hetzelfde pinnummer kan niet worden
geconfigureerd voor contactschakelaars 1 en 2.
• De pintoewijzingen hangen af van het type
monitor. Raadpleeg de handleiding bij uw
monitor.
Het scherm [Advanced] verschijnt opnieuw.
6 Na de configuratie selecteert u [Apply] met de
knoppen V en v en drukt u op de knop ENTER.
Het tabblad [Contact Switch] verschijnt opnieuw.
4
Selecteer een tabblad met de knoppen V , v , B , en b
om instellingen op andere tabbladen te configureren.
Wanneer u klaar bent met het configureren van
[Device Settings], selecteert u [Apply] met de
knoppen V , v , B , en b en drukt u op de knop ENTER
om de configuraties op te slaan.
87