3
Selecteer een tabblad met de knoppen V , v , B , en b
om instellingen op andere tabbladen te configureren.
Wanneer de configuratie van [Function Settings] is
voltooid, selecteert u [Apply] met de knoppen V , v , B ,
en b en drukt u op de knop ENTER.
Geavanceerde statusweergave-
instellingen configureren
Selecteer individueel welke statusinformatie u wilt
weergeven.
1
Selecteer [Advanced] met de knoppen B en b en druk
op de knop ENTER.
[Advanced] verschijnt wanneer [Show Status] is
ingesteld op [Use].
Het instellingenscherm [Advanced] verschijnt.
2
Configureer alle instellingen.
Selecteer een onderdeel met de knoppen V en v en
druk op de knop ENTER om het instellingenscherm
voor dat onderdeel weer te geven.
[Show Rec Status]
Selecteer of de opnamestatusgegevens dienen te
worden weergegeven in het instellingenscherm dat
verschijnt en druk op de knop ENTER.
Als u [Use] selecteert, verschijnen de opnamestatus,
de status van de gegevensoverdracht naar media en
andere statusgegevens op de opgenomen beelden die
worden uitgevoerd.
Gegevens worden geschreven als de mediumstatus
groen is. Als er een fout optreedt, is deze oranje.
De standaard instelling is [Not Used].
[Show Play Status]
Selecteer of de afspeelstatusgegevens dienen te
worden weergegeven in het instellingenscherm dat
verschijnt en druk op de knop ENTER.
Als u [Use] selecteert, verschijnen patiëntgegevens en
andere gegevens op de afspeelbeelden van video-
uitgangen.
De standaard instelling is [Not Used].
[Show Idle Status]
Selecteer of de gegevens over de status bij niet
gebruiken moeten worden weergegeven in het
instellingenvenster dat verschijnt en druk op de knop
ENTER.
Wanneer u [Use] selecteert, verschijnt informatie over
afdrukken en andere statusinformatie wanneer het
apparaat verder niet wordt gebruikt (bijv. wanneer
opnemen of afspelen is gestopt). Groen geeft aan dat er
wordt afgedrukt, oranje geeft fouten aan.
De standaard instelling is [Not Used].
77