[Patient ID]
Voer een identificatienummer in voor de patiënt met
het toetsenbord op het scherm.
Raadpleeg "Gebruik van het toetsenbord op het
scherm" (pagina 35) voor meer informatie over het
gebruik van het toetsenbord op het scherm.
Tip
Sommige tekens (\ / : ? * " < > | .) kunnen niet het
patient ID worden gebruikt. Bovendien geeft het
display op het voorpaneel alleen de ASCII karakters
0x20 tot 0x7D weer.
[Patient Name]
Voer tot 20 tekens in elk veld van de naam van de
patiënt in (1 teken voor een tweede naam) met het
toetsenbord op het scherm.
Raadpleeg '[Patient Name Field]' (pagina 75) voor
nadere informatie over de invoervelden voor de
patiëntnaam.
Raadpleeg "Gebruik van het toetsenbord op het
scherm" (pagina 35) voor meer informatie over het
gebruik van het toetsenbord op het scherm.
[Sex]
Selecteer het geslacht van de patiënt in het
instellingenscherm dat verschijnt en druk op de knop
ENTER.
[Date of Birth]
Selecteer het jaar, de maand en de dag in de
instellingenschermen die verschijnen en druk op de
knop ENTER.
4
Configureer de opslaginstellingen voor de opgenomen
gegevens.
Selecteer een onderdeel met de knoppen V en v en
druk op de knop ENTER om het instellingenscherm
voor dat onderdeel weer te geven.
[Doctor]
Selecteer de naam van de arts die de chirurgische
ingreep of het onderzoek zal uitvoeren in het
instellingenscherm dat verschijnt en druk op de knop
ENTER.
Dit item kan worden overgeslagen.
Tip
U kunt artsen registreren in het scherm [System
Admin Settings] – scherm [Edit Doctor List].
Raadpleeg 'Artsenlijst bewerken' (pagina 96) voor
meer informatie over deze instelling.
50