ONDERHOUDSPROCEDURES
Kettingwielen
Controleer de kettingwielas en het
rondsel op vervorming, overmatige
slijtage en andere beschadigingen.
Vervang ze indien nodig.
1. Goed
2. Vervangen
Aandrijfketting smeren
Voor iedere rit moet worden gecon-
troleerd of de aandrijfketting goed ge-
smeerd is.
Smeren met een in de handel verkrijg-
baar kettingsmeermiddel.
Afregeling aandrijfketting
Voor iedere rit moet worden gecontro-
leerd of de aandrijfketting goed is afge-
steld.
Regel de aandrijfketting
MERK OP
nooit af terwijl de bestuurder op het
voertuig zit. Verwijder alle lading
van het voertuig.
1. Plaats het voertuig op een vlak op-
pervlak en schakel naar NEUTRAAL.
2. Controleer de staat van de aandrijf-
ketting.
3. Draai de borgbouten van de aandrijf-
as los.
______________
104
vmo2008-008-046_a
TYPISCH — ACHTERAS
1. Borgbouten
4. Draai de borgmoer van de kettingre-
gelaar los.
5. Op modellen die zijn uitgerust met
een kettingspanner, houdt u de ket-
tingspanner boven de ketting om de
spanning van de ketting te verlagen
tot de ketting volledig is afgesteld.
6. Regel de ketting af met de kettingre-
gelmoer.
vmo2008-008-047_a
TYPISCH
1. Kettingregelaar
2. Borgmoer kettingregelaar
3. Kettingregelmoer
De doorhang van de aandrijfketting
moet tussen 44 mm tot 57 mm op en
neer liggen.