Programma-automatiek (P)
In de programmastand regelt de camera zowel de sluitertijd als het diafragma om
een goede belichting te krijgen. Het belichtingssysteem stelt de fotograaf in staat
in alle vrijheid te werken, zonder zich te bekommeren om de belichtingsinstellin-
gen. De gekozen sluitertijd- en diafragmawaarden verschijnen op de monitor, wan-
neer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Worden sluitertijd en diafragma rood,
dan liggen de lichtomstandigheden buiten het regelbereik van de camera.
Diafragmavoorkeuze (A)
De fotograaf kiest het diafragma en de camera kiest de sluitertijd die nodig is om
de goede belichting te krijgen. Wanneer de A-stand is geselecteerd wordt de dia-
fragmawaarde in de monitor blauw en ernaast verschijnt een dubbele pijlaandui-
ding. De flitsstand is instelbaar op invulflits, invulflits met rode-ogen-reductie en
flitsen met lange sluitertijden met rode-ogen-reductie, (blz. 26).
Omdat het grootste diafragma in de telestand niet gelijk is aan het grootste diafragma in de groot-
hoekstand verandert het diafragma als de zoominstelling wordt veranderd. Leidt de diafragma-
waarde tot een sluitertijd die niet kan worden ingesteld, dan wordt de sluitertijdaanduiding op de
monitor rood.
36
Opnametechniek - geavanceerd
Gebruik de op/neer-toetsen van de stuureenheid (1) om
de gewenste diafragmawaarde in te stellen. Het diafrag-
ma is instelbaar tot 1/3 stop nauwkeurig.
Druk de ontspanknop half in om het belichtingssysteem
1
te activeren; de corresponderende sluitertijd verschijnt
op de monitor.