48
7.2.3
Instellen
werkbreedte
De werkbreedte wordt beïnvloed door de
strooieigenschappen van de betreffende
kunstmest.
De belangrijkste factoren die de strooiei-
gen-schappen beïnvloeden zijn:
•
korrelgrootte,
•
soortelijk gewicht,
•
oppervlakte ruwheid,
•
vochtigheidsgraad.
Afhankelijk van de betreffende soort
kunstmest kunnen met de "Omnia-Set"-
strooischijven verschillende werkbreed-
ten tussen 10 en 18 m worden in-
gesteld.
Om de verschillende werkbreedten te
kunnen instellen (afstand tussen de
rijsporen) zijn de strooischoepen, na het
losmaken van de vleugelmoeren (Fig.
32/1), om het draaipunt (Fig. 32/2)
traploos horizontaal te verstellen.
Door het verdraaien van de strooi-
schoepen (in de draairichting van de
strooischijven) op een hogere getal-
lenwaarde op de schaalverdeling (Fig.
32/3) neemt de werkbreedte toe.
De korte zwenkschoep verdeelt de
kunstmest overwegend in het middel-
gedeelte van het strooibeeld, terwijl de
lange schoep in het buitenste bereik
strooit.
De technische staat van de strooischoe-
pen met inbegrip van de zwenkvleugels
is van grote invloed op de kwaliteit van
de dwarsverdeling op het veld (banen
strooien).
DB 537.1 12.02
Inbedrijfstellen
van
de
Fig. 32