18
-
het toelaatbare totaalgewicht van
de aanhanger niet hoger is als het
1,25-voudige van het totaalge-
wicht van het trekkende voertuig,
echter maximaal 3 ton.
-
Het aankoppelen van eenassige
aanhangwagens aan de achterzij-
de van de aanbouwwerktuigen is
verboden.
31.
Geen vreemde voorwerpen in de
voorraadbak leggen.
32.
Houdt tijdens de controle van de
strooihoeveelheid
ronddraaiende machinedelen.
33.
Een gevulde kunstmeststrooier no-
oit afkoppelen of verplaatsen (ge-
vaar voor omkippen)!
34.
Indien U met een uitgeschakelde
machine over lange afstanden met
gevulde voorraadtrechters en geslo-
ten doseeropeningen rijdt (trans-
portritten naar het perceel), dan
voor aanvang van het strooien,
d.w.z. voor het inschakelen van de
aftakas, de doseeropeningen volle-
dig openzetten. Vervolgens de afta-
kas behoed-zaam inschakelen en
even zonder te rijden strooien. Na-
dat de doseerschuiven op de juiste
stand zijn ingesteld, kan met het
strooien worden begonnen.
35.
Voor het strooien langs perceels-
randen, waterlopen of wegen, de
kantstrooi-inrichting gebruiken.
36.
Voor het in bedrijfstellen er op let-
ten, dat alle montagedelen, vooral
de strooischotels en de strooi-
schoepen deugdelijk zijn bevestigd.
DB 537.1 12.02
Veiligheid
rekening
met
2.5.2
Algemene
voor-schriften en voor-
schriften
koming van ongevallen
met betrekking tot de
aangebouwde machine
1.
Voor het aan- of koppelen van het
werktuig aan de driepuntshefinrich-
ting, de bedieningshendels op de
stand zetten, waarbij de machine niet
ongecontroleerd kan heffen of zak-
ken.
2.
Voor montage aan de driepuntshefin-
richting
moeten
kategoriën
met
reenstemming zijn of op elkaar wor-
den pas gemaakt.
3.
Binnen het bereik van de drie-
puntsstangen bestaat gevaar voor
kwetsuren en snijwonden.
4.
Tijdens het bedienen van de buiten
bedienbare hefinrichting, nooit tus-
sen tractor en werktuig gaan staan.
5.
Zorg dat tijdens het transport de on-
derste hefarmen voldoende gestabi-
liseerd zijn om slingeren te voorko-
men.
6.
Tijdens het rijden op de weg moet de
bedieningshendel van de hefinrich-
ting geblokkeerd zijn.
7.
Machine volgens voorschrift aankop-
pelen of aanhangen en de remmen
van de aanhanger controleren. De
voorschriften van de leverancier op-
volgen.
8.
De werktuigen mogen alleen met de
daarvoor geschikte tractoren of voer-
tuigen
worden
getransporteerd.
veiligheids-
ter
voor-
de
aanbouw-
elkaar
in
ove-
vervoerd
of