Transparanten gebruiken
Volg de onderstaande richtlijnen wanneer u afdrukt op transparanten:
Gebruik lade 1 om op transparanten af te drukken. Plaats maximaal 30 transparanten in
de lade.
Houd transparenten aan de randen vast. Olie van uw vingers kan problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken.
Gebruik HP Premium inkjettransparanten of HP Premium Plus inkjettransparanten, die
speciaal zijn ontworpen voor gebruik in combinatie met de all-in-one, of gebruik andere
transparanten die zijn ontworpen voor gebruik bij HP inkjetprinters. Zie
benodigdheden van HP bestellen
Transparanten gebruiken
1
Verwijder lade 1 uit de printer.
2
Verwijder de uitvoerbak en neem al het afdrukmateriaal uit lade 1.
3
Plaats de transparanten in de lade, met de ruwe zijde omlaag en zodanig dat de hechtstrip
het eerste in de all-in-one wordt ingevoerd.
4
Schuif de breedte- en lengtegeleiders tegen de randen van de transparanten.
5
Plaats de uitvoerbak weer terug en steek lade 1 in de printer.
6
Start de taak vanuit uw programma en zorg er daarbij voor dat u het juiste formaat en type
afdrukmateriaal selecteert.
Zie
opties.
7
Verwijder elke transparante die uit de printer komt en leg deze weg om te drogen.
Als natte transparanten zich opstapellen, kunnen er vlekken ontstaan.
Afdrukmateriaal van aangepast formaat gebruiken
Gebruik lade 1 wanneer u gaat afdrukken op materiaal met een breedte tussen 76,2 en
216 mm en een lengte tussen 127 en 356 mm.
Wanneer uw programma afdrukmateriaal van aangepast formaat ondersteunt, stelt u eerst het
formaat in het programma in voordat u het document gaat maken en afdrukken. Wanneer uw
programma geen afdrukmateriaal van aangepast formaat ondersteunt, stelt u het formaat in
het printerstuurprogramma in en maakt u vervolgens het document en drukt u het af. (Mogelijk
moet u de opmaak van bestaande documenten aanpassen om deze correct te kunnen
afdrukken op afdrukmateriaal met een aangepast formaat.)
Afdrukmateriaal met een aangepast formaat gebruiken
1
Verwijder lade 1 uit de printer.
2
Verwijder de uitvoerbak en neem al het afdrukmateriaal uit lade 1.
3
Plaats het afdrukmateriaal met het aangepaste formaat in de lade.
4
Schuif de breedte- en lengtegeleiders tegen de randen van het afdrukmateriaal.
5
Plaats de uitvoerbak weer terug en steek lade 1 in de printer.
6
Start de taak vanuit uw programma en zorg er daarbij voor dat u het juiste formaat en type
afdrukmateriaal selecteert.
50
3 - Werken met de all-in-one
Instellingen van de all-in-one wijzigen
voor informatie over het bestellen van transparanten.
voor meer informatie over het instellen van
Accessoires en
NLWW