Basisbediening
<
> Het snelkeuzewiel gebruiken om te selecteren
5
Voordat u het instelwiel <
U kunt (1) ook bedienen als de aan-uitschakelaar op <1> staat.
<
> De multifunctionele knop gebruiken
9
34
> gebruikt, moet u de aan-uitschakelaar instellen op <J>.
5
Druk op een knop en draai aan
(1)
het instelwiel <5>.
Wanneer u een knop indrukt, blijft de functie
zes seconden lang (9) geselecteerd. Tijdens
deze zes seconden kunt u de gewenste
instelling maken met het instelwiel <
Wanneer de functie niet meer actief is of als u de ontspanknop
half indrukt, is de camera klaar om een opname te maken.
Gebruik dit instelwiel als u de witbalans, de
transportmodus, de flitsbelichtingscompensatie
of het AF-punt wilt selecteren of instellen.
Draai alleen aan het instelwiel <5>.
(2)
Draai terwijl u in de zoeker of op het LCD-
paneel kijkt aan het instelwiel <
gewenste instelling te selecteren.
Gebruik dit instelwiel voor het selecteren van
de belichtingscompensatie, het diafragma voor
handmatige belichting en andere instellingen.
De <
knop in het midden.
Gebruik deze knop om het AF-punt te selecteren,
de witbalans te corrigeren, het scherpstelkader
tijdens Live View-opnamen te selecteren, of het
beeld te verschuiven in de vergrote weergave.
U kunt de knop ook gebruiken om menu's te
selecteren. (Uitgezonderd [Wis beelden] en
[Formatteren].)
9
> heeft acht pijltoetsen en een
5
>.
5
> om de