Live View-beeld weergeven op het LCD-scherm
Wanneer u tijdens het bekijken van Live View-beelden de camera in een andere
richting houdt, kan de juiste helderheid even wegvallen en lijkt het beeld onjuist.
Wacht tot het beeld de juiste helderheid heeft voordat u de opname gaat maken.
Als u een opname maakt terwijl de helderheid van de opname nog niet stabiel
is, loopt u het risico dat de opname over- of onderbelicht wordt.
Als de lichtbron in het beeld verandert, kan het beeldscherm flikkeren. Als dit het geval
is, drukt u op <0> om de opnamen te beëindigen. Wanneer de nieuwe lichtbron op
zijn plaats staat, drukt u opnieuw op <0> om verder te gaan met de opnamen.
De opnamefuncties instellen
Net zoals bij het maken van normale opnamen via de zoeker, kunt u de
opnamefuncties instellen (de transportmodus, ISO-waarde, Picture Style,
witbalans, belichtingscompensatie, AE-vergrendeling,
flitsbelichtingscompensatie enzovoort). Als u tijdens het bekijken van het Live
View-beeld de opnamemodus wijzigt, wordt het Live View-beeld gesloten.
Alleen de lichtmeetmodus kan niet worden gewijzigd. Er wordt, met de opnamesensor,
een meervlaksmeting uitgevoerd die aan het scherpstelkader is gekoppeld.
Continu-opnamen maken is mogelijk.
Met het menu [Meettimer] van het menu [6 Live view functie inst.]
kunt u instellen hoe lang de belichtingsmeting moet worden onthouden.
De functie voor scherpstellingsvoorkeuze bij supertelelenzen kan niet worden gebruikt.
Wanneer de camera gereed is om
opnamen te maken, drukt u op <0>.
Het Live View-beeld wordt in real-time op het
LCD-beeldscherm weergegeven met een
weergaveoppervlak van ongeveer 100%.
Wanneer u de meegeleverde videokabel
gebruikt om de camera op een televisie
aan te sluiten, kunt u de opnamen op de
televisie bekijken. (pag. 122)
Live View-opnamen makenN
109