De opname bijsnijden
1
Selecteer [Afstellen] op het scherm voor afdrukinstellingen.
2
Stel de grootte, positie en proportie van het bijsnijdkader in.
Het gedeelte van de opname dat binnen het bijsnijdkader valt, wordt
afgedrukt. U kunt in [Papier inst.] de vorm van het bijsnijdkader wijzigen.
De grootte van het bijsnijdkader wijzigen
Als u op de knop <u> of <I> drukt, wijzigt u de grootte van het bijsnijdframe.
De vergroting van de opname neemt toe naarmate het bijsnijdkader kleiner wordt.
Het bijsnijdkader verplaatsen
Met <9> kunt u verticaal of horizontaal over de opname
bewegen. Verplaats het bijsnijdkader totdat het gewenste gebied
of de gewenste compositie wordt weergegeven.
Het kader roteren
Telkens wanneer u op de knop <B> drukt, wisselt het bijsnijdkader
van verticaal naar horizontaal en omgekeerd. Op deze wijze kunt u
van een horizontale opname een verticale afdruk maken.
De rotatiehoek aanpassen
U kunt de hoek van de beeldrotatie met ongeveer 10 graden aanpassen
(in stappen van 0,5 graad) door aan het instelwiel <5> te draaien.
Na de rotatie wordt <
3
Druk op <0> om de optie voor bijsnijden af te sluiten.
Het scherm met afdrukinstellingen verschijnt weer.
U kunt de bijgesneden opname in de linkerbovenhoek van het
scherm voor de afdrukinstellingen bekijken.
U kunt de opname bijsnijden en alleen
het bijgesneden gedeelte afdrukken, net
alsof de compositie opnieuw is bepaald.
Snijd de opname bij vlak voordat u
deze afdrukt. Als u eerst het bijsnijden
instelt en vervolgens de
afdrukinstellingen, is het mogelijk dat u
het bijsnijden opnieuw moet instellen.
> blauw weergegeven.
wAfdrukken
141