Het bijsnijdkader verplaatsen
z
Gebruik de pijltjestoetsen < V > om het kader verticaal en horizontaal te
verschuiven. Verplaats het bijsnijdkader tot het gewenste beeldgebied
binnen het kader wordt weergegeven.
De kanteling corrigeren
z
U kunt de kanteling van het beeld corrigeren met ± 10°. Draai aan de
knop < 5 > om [ c ] te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. Terwijl
u de kanteling controleert aan de hand van het raster, draait u aan
de knop < 5 > (in stappen van 0,1°) of tikt u op de linker- of rechterpijl
(in stappen van 0,5°) linksboven in het scherm om de kanteling te
corrigeren. Druk na het corrigeren van de kanteling op < 0 >.
De positie en grootte van het bijsnijdkader kan veranderen, afhankelijk van de
z
hoek ingesteld voor de kantelcorrectie.
Wanneer een bijgesneden opname wordt opgeslagen, kan deze niet opnieuw
z
worden verkleind of bijgesneden.
Gegevens over de AF-puntweergave ( = 370) en stofwisdata ( = 174)
z
worden niet toegevoegd aan de bijgesneden opnamen.
4
Controleer het beeldgebied dat
moet worden bijgesneden.
Draai aan de knop < 5 > om [ b ] te
z
selecteren.
Het beeldgebied dat moet worden
z
bijgesneden, wordt weergegeven.
5
Sla het beeld op.
Draai aan de knop < 5 > om [W] te
z
selecteren.
Selecteer [OK] om het bijgesneden
z
beeld op te slaan.
Controleer de bestemmingsmap en het
z
beeldbestandsnummer en selecteer [OK].
Als u nog een beeld wilt bijsnijden,
z
herhaalt u stap 2 tot en met 5.
Bijsnijden
355