Bijsnijden
U kunt een JPEG-opname bijsnijden en deze opslaan als een andere
opname. Het is alleen bij JPEG-opnamen mogelijk om een opname bij te
snijden. Beelden genomen in RAW kunnen niet worden bijgesneden.
De grootte van het bijsnijdkader wijzigen
z
Draai aan het instelwiel <5> om de grootte van het bijsnijdkader te
wijzigen. Hoe kleiner het bijsnijdkader, hoe meer vergroot de bijgesneden
afbeelding eruit zal zien.
De beeldverhouding en richting wijzigen
z
Draai aan de knop < 5 > om [ e
de beeldverhouding van het bijsnijdkader te wijzigen.
354
1
Selecteer [x: Trimmen].
2
Selecteer een beeld.
Gebruik de toetsen < Y > < Z > om het
z
beeld te selecteren dat u wilt bijsnijden.
3
Stel het bijsnijdkader in.
Druk op < 0 > om het bijsnijdkader
z
weer te geven.
Het gedeelte van de opname dat binnen
z
het bijsnijdkader valt, wordt bijgesneden.
] te selecteren. Druk op < 0 > om