Installatie
Februari 2024
RTD- of ohm-ingangen
Als de transmitter extern wordt gemonteerd vanaf een 3- of 4-draads RTD, zal deze, zonder
herkalibratie, binnen de specificaties werken voor draadweerstanden van maximaal 60
ohm per draad (gelijk aan 1000 ft 20 AWG-draad). In dit geval moeten de draden tussen de
RTD en de transmitter worden afgeschermd. Bij gebruik van slechts twee draden (of een
draadconfiguratie met compensatiekringkabel ) staan beide RTD-afleidingen in serie met
het sensorelement. Hierdoor kunnen aanzienlijke fouten optreden als de draden langer
zijn dan een 1 ft 20 AWG-draad. Voor langere uitvoeringen bevestigt u een derde of
vierde draad zoals hierboven beschreven. Om de weerstandsfout van 2-draads draden
te elimineren, kan het de opdracht voor 2-draads offset worden gebruikt. Hierdoor kan
de gebruiker de gemeten weerstand van de draad invoeren, waardoor de transmitter de
temperatuur aanpast om de fout te corrigeren.
Bij gebruik van de Rosemount X-well-technologie moet de Rosemount 3144P-
temperatuurtransmitter worden gemonteerd op een Rosemount 0085=buisklem-RTD-
sensor in een 4-draads configuratie voor directe montage. Deze kan indien nodig ter
plekke worden gewijzigd in een 3- of 2-draads configuratie.
Thermokoppel- of millivolt-ingangen
Voor rechtstreekse montage moet het thermokoppel rechtstreeks op de transmitter
worden aangesloten. Als de transmitter op afstand van de sensor wordt gemonteerd,
gebruik dan een geschikte verlengstuk voor het thermokoppel. Maak aansluitingen voor
millivolt-ingangen met koperdraad. Gebruik afscherming voor lange stukken draad.
Opmerking
Bij HART-transmitters wordt het gebruik van twee geaarde thermokoppels met een
transmitter met twee thermokoppels afgeraden. Voor toepassingen waarbij het gebruik
van twee thermokoppels gewenst is, sluit u twee ongeaarde thermokoppels aan, één
geaard en één ongeaard thermokoppel, of één thermokoppel met twee elementen .
2.7
Voeding
HART
Voor gebruik van de transmitter is een externe voeding vereist (niet meegeleverd). Het
bereik van de ingangsspanning van de transmitter is 12 tot 42,4 V d.c. Dit is het benodigde
vermogen over de voedingsaansluitingen van de transmitter. De voedingsaansluitingen
hebben een belastingswaarde van 42,4 V d.c. Met 250 ohm weerstand in de meetkring,
heeft de transmitter minimaal 18,1 V d.c. nodig voor communicatie.
Het vermogen dat aan de transmitter wordt geleverd, wordt bepaald door de totale
kringweerstand en mag niet onder de lift-off spanning komen. De lift-off spanning is de
minimale voedingsspanning die vereist is voor een gegeven totale kringweerstand. Zie
Figuur 2-14
lift-off-spanning daalt terwijl de transmitter wordt geconfigureerd, voert de transmitter
mogelijk onjuiste informatie uit.
De dc-voeding dient vermogen met een rimpel van minder dan twee procent te leveren.
De totale weerstandsbelasting is de som van de weerstand van de signaaldraden en de
belastingsweerstand van elke controller, de aanwijzer of bijbehorend onderdeel in de
meetkring. De weerstand van eventueel aanwezige intrinsieke-veiligheidsisolering moet
worden meegerekend.
Opmerking
Permanente schade aan de transmitter kan het gevolg zijn als de spanning onder 12,0
V d.c. aan de voedingsaansluitingen daalt, wanneer de configuratieparameters van de
transmitter worden gewijzigd.
28
om de vereiste voedingsspanning te bepalen. Als het vermogen onder de
Referentiehandleiding
00809-0111-4021
www.Emerson.com