Referentiehandleiding
00809-0111-4021
6.4.1
Alarm and Saturation Levels (alarm- en
verzadigingsniveaus)
DCS of Safety Logic Solver moeten overeenkomstig de transmitterconfiguratie worden
geconfigureerd.
bedrijfswaarden.
Figuur 6-1: Alarmniveaus
Rosemount-alarmniveau
Namur-alarmniveau
Zelf in te stellen alarmniveau
(1)
Transmitterstoring, hardware- of software-alarm in stand LO (laag).
(2)
Transmitterstoring, hardware- of software-alarm in stand HI (hoog).
(3)
Low-moet ten minste 0,1 mA lager zijn dan de lage verzadigingswaarde.
Beveiligingsschakelaar
Zet de beveiligingsschakelaar op "ON" (AAN) om tijdens normaal gebruik te voorkomen
dat de configuratiegegevens abusievelijk of opzettelijk veranderd worden. Zorg ervoor
dat de transmitter uit vaste stroom (kringtest) en simulatie wordt genomen voordat
u de beveiligingsschakelaar instelt op "ON" (AAN). De functie Processor Reset (reset
processor) kan ook worden gebruikt om de normale werking te herstellen terwijl de
beveiligingsschakelaar "ON" (AAN) staat.
6.4.2
Damping (demping)
De door de gebruiker instelbare demping beïnvloedt het vermogen van de transmitter om
te reageren op veranderingen in het toegepaste proces. De dempingswaarde + responstijd
mogen de vereisten voor de meetkring niet overschrijden.
Als u een beschermbuis gebruikt, zorg er dan voor dat u ook rekening houdt met de extra
respons als gevolg van het materiaal van de beschermbuis.
www.Emerson.com
Vereisten van met veiligheidsinstrumenten uitgeruste systemen (SIS)
Figuur 6-1
identificeert de drie beschikbare alarmniveaus en hun
(1)(2)
(1)(2)
(3)
Februari 2024
203