Referentiehandleiding
00809-0111-4021
5
Gebruik en onderhoud
5.1
Veiligheidsberichten
Voor de aanwijzingen en procedures in dit hoofdstuk zijn mogelijk speciale
voorzorgsmaatregelen vereist om de veiligheid te garanderen van de personen
die de handelingen verrichten. Informatie die problemen voor de veiligheid kan
opleveren, is voorzien van een waarschuwingssymbool ( ). Lees de onderstaande
veiligheidswaarschuwingen voordat u een handeling verricht die wordt voorafgegaan door
dit symbool.
5.2
Onderhoud
De transmitter heeft geen bewegende delen en heeft slechts minimum aan gepland
onderhoud nodig. Het ontwerp is modulair voor eenvoudig onderhoud. Als een storing
wordt vermoed, controleer dan eerst of er een externe oorzaak is alvorens de in dit
hoofdstuk besproken diagnostiek uit te voeren.
5.2.1
Testaansluitpunt (alleen HART
De testaansluitklem, aangeduid als TEST of ('T') op het aansluitblok, en de negatieve
(-) aansluiting accepteren MINIGRABBER
controles tijdens het proces (zie
worden over een diode verbonden door de stroommeetkring. De stroommeetapparatuur
schakelt de diode wanneer deze over de test (T) en negatieve (-) aansluitklemmen wordt
aangesloten. Zolang de spanning over de aansluitklemmen onder de drempelspanning van
de diode blijft, gaat er geen stroom door de diode. Om te voorkomen dat er lekstroom
door de diode loopt tijdens het uitvoeren van een testmeting of terwijl er een aanwijsmeter
is aangesloten, mag de weerstand van de testverbinding of meter niet hoger zijn dan 10
ohm. Een weerstandswaarde van 30 ohm zal een fout van ongeveer 1,0% van de aflezing
veroorzaken.
5.2.2
Uitlezen van sensoren
Als de sensor in een hoogspanningsomgeving wordt geïnstalleerd en er een
fouttoestand of installatiefout optreedt, kunnen de sensorkabels en transmitter-
transmitter-aansluitklemmen dodelijke spanningen doorgeven. Wees uitermate voorzichtig
bij het contact met de draden en aansluitklemmen.
Om te bepalen of de sensor defect is, vervangt u deze door een andere sensor of sluit u
lokaal bij de transmitter een testsensor aan om de bedrading van de sensor op afstand
te testen. Transmitters met optiecode C7 (trim op speciale sensor) komen overeen met
een specifieke sensor. Selecteer een standaard, kant-en-klare sensor voor gebruik met
de transmitter, of raadpleeg de fabriek voor een vervangende speciale combinatie sensor/
transmitter.
5.2.3
Elektronicabehuizing
De transmitter heeft een behuizing met twee compartimenten. Eén compartiment bevat de
elektronicamodule, en de andere bevat alle draadaansluitingen en contra-connector voor
communicatie.
www.Emerson.com
/4–20 mA)
®
™
, of krokodillenklemmen en vergemakkelijken
Figuur
2-12). De test- en de negatieve aansluitingen
Gebruik en onderhoud
Februari 2024
197