Referentiehandleiding
00809-0111-4021
Tabel 4-10: Termen AMS Device Manager
Term
Basislijnwaarde
Detectie-instelling
Sensor 1 gedegradeerd
Configuratie
Basislijnwaarde resetten
Ingeschakeld
Leren
Licentie
Minimum- en maximumtemperatuurtracking
Tracking van minimum- en maximumtemperaturen (min./max. tracking) registreert, indien
ingeschakeld, minimum- en maximumtemperaturen met datum- en tijdstempels op
Rosemount 3144P-temperatuurtransmitters . Deze functie registreert waarden voor Sensor
1, Sensor 2, Differentiële en Eindtemperaturen (behuizing). Min./max Tracking registreert
alleen temperatuurmaxima en -minima sinds de laatste reset, en is geen logfunctie.
Om maximum- en minimumtemperaturen bij te houden, moet Min./max. tracking worden
ingeschakeld in het transducer-functieblok met behulp van een veldcommunicator, AMS
Device Manager of een andere communicator. Als deze functie is ingeschakeld, maakt
deze maakt het mogelijk om informatie op elk moment te resetten. Alle variabelen
kunnen tegelijkertijd worden gereset. Bovendien kunnen voor sensor 1, sensor 2,
differentieel en terminal (behuizing) minimum- en maximumwaarden voor de temperatuur
afzonderlijk worden gereset. Zodra een bepaald veld is gereset, worden de vorige waarden
overschreven.
4.11.4
Statistische procesbewaking (SPM)
Het SPM-algoritme levert basisinformatie over het gedrag van procesmetingen zoals het
PID-regelblok en de actuele klepstand. Het algoritme kan maximaal vier door de gebruiker
geselecteerde variabelen bewaken. Alle variabelen moeten zich in een gepland functieblok
in het instrument bevinden. Dit algoritme kan hogere diagnoseniveaus uitvoeren door
de rekenkracht over veldinstrumenten te verdelen. De twee statistische parameters die
door de SPM worden bewaakt, zijn het gemiddelde en de standaardafwijking. Door het
gemiddelde en de standaardafwijking te gebruiken, kunnen de proces- of controleniveaus
en -dynamiek worden gecontroleerd op veranderingen in de loop van de tijd. Het
algoritme biedt ook:
www.Emerson.com
(vervolg)
Definitie
De weerstand van de thermokoppelkring na installatie of na het resetten
van de basislijnwaarde. Het detectieniveau kan worden berekend op basis
van de basislijnwaarde.
Kan worden ingesteld op 2, 3 of 4 3 basislijn of de standaardwaarde van
5000 ohm.
Een Plantweb-onderhoudswaarschuwing die wordt gegenereerd wanneer
de diagnose van thermokoppeldegradatie is ingeschakeld en de weer‐
stand in de meetkring het door de gebruiker geconfigureerde detectieni‐
veau overschrijdt. Deze waarschuwing geeft aan dat onderhoud noodza‐
kelijk kan zijn of dat het thermokoppel mogelijk is gedegradeerd.
Start een methode waarmee de gebruiker de diagnose van thermokop‐
peldegradatie kan in- of uitschakelen, het detectieniveau kan selecteren
en automatisch de basislijnwaarde kan berekenen (wat enkele seconden
kan duren).
Start een methode om de basislijnwaarde opnieuw te berekenen (wat
enkele seconden kan duren).
Geeft aan wanneer de diagnose thermokoppeldegradatie is ingeschakeld
voor de sensor.
Geeft aan, indien ingeschakeld, dat de basislijnwaarde wordt berekend.
Het selectievakje geeft aan of de diagnose voor thermokoppeldegradatie
beschikbaar is voor de specifieke transmitter.
F
fieldbus-configuratie
OUNDATION
Februari 2024
187