FLUXUS G70x
17.2.4.2
Andere ingangen activeren
Let op!
Let op de juiste poling om een beschadiging van de aangesloten externe sensor te voorkomen. Een
continue kortsluiting kan de stroomingang onherstelbaar beschadigen.
Ingangen moeten geactiveerd worden, als de meetwaarden samen met de andere meetwaarden in beeld gebracht, opge-
slagen en/of overdragen moeten worden.
Input
I1
nee
>JA<
Opmerking!
Het totale aantal meetwaarden, dat opgeslagen kan worden, wordt gereduceerd als er een ingang
geactiveerd wordt.
17.2.5
Temperatuurcorrectie
Een temperatuurcorrectie (offset) kan worden vastgelegd voor elke temperatuuringang. Als er een offset is vastgelegd,
wordt deze automatisch opgeteld bij de gemeten temperatuur. Deze functie is handig als bijv.:
• de karakteristieken van de twee temperatuursensoren sterk van elkaar afwijken
• er een bekende en constante temperatuurgradiënt tussen de gemeten temperatuur en de daadwerkelijke temperatuur
bestaat.
17.2.5.1
De temperatuurcorrectie activeren/deactiveren
U kunt de temperatuurcorrectie in de programmavertakking Spec. functie\SYSTEEM inst.\Dialogen/menu's ac-
tiveren/deactiveren.
Tx Corr.Offset
uit
>AAN<
Opmerking!
Als u uit kiest, wordt de temperatuurcorrectie voor alle ingangen gedeactiveerd. De ingevoerde cor-
rectiewaarden van elke temperatuuringang worden echter opgeslagen en in beeld gebracht, als de
functie weer geactiveerd wordt.
17.2.5.2
De temperatuurcorrectie invoeren
Tijdens het positioneren van de flowsensoren wordt de offset voor elke ingang opgevraagd, die geactiveerd is en waarop
de temperatuur gemeten kan worden.
T1 Corr.Offset
0.3
C
Opmerking!
Alleen gemeten temperaturen kunnen gecorrigeerd worden.
Om een nulpuntafstemming te verrichten, wordt een gelijke referentietemperatuur met de twee tem-
peratuursensoren gemeten. Voor elke temperatuuringang wordt het verschil tussen de twee gemeten
temperaturen als offset ingetoetst. Dit verschil kan ook over de offsets van de twee kanalen worden
verdeeld.
De weergave van het temperatuurverschil T1-T2 geeft geen uitsluitsel over het feit of één of beide
temperaturen constant zijn of dat de waarden gecorrigeerd zijn.
T1= 90.5 C (COR)
0.0
kW
148
Kies in de programmavertakking Uitgangsopties het kanaal waarvoor een ingang geac-
tiveerd moet worden.
De aan het kanaal toegewezen ingangen worden achtereenvolgens in beeld gebracht.
Kies ja voor de ingangen, die geactiveerd moeten worden.
Kies aan om de temperatuurcorrectie te activeren, uit om ze te deactiveren.
Toets de offset voor de temperatuuringang in.
Druk op ENTER.
Tijdens de meting wordt een gecorrigeerde temperatuurwaarde altijd met cor gekenmerkt.
17 Ingangen
UMFLUXUS_G7V4-6-3NL, 2023-01-01