Opmerking: geef prioriteit aan uitlijning van de knie boven uitlijning van
de voet als onderdelen niet passen.
Uitlijninstructies
1. Plaats de voet zo, dat de uitlijningsreferentielijn (B) op het
1/3-merkteken aan de binnenkant van de voetcover valt (met de
voetcover en de schoen aan). Houd rekening met de externe rotatie
van de voet.
2. Gebruik de toepasselijke adapters om de koker of de knie met de voet
te verbinden en de juiste hoogte van het midden van de knie te
bepalen.
3. Bij gebruik van een knieprothese: plaats de knie volgens de instructies
voor het uitlijnen van de knie
4. Plaats aan de zijkant van de koker een eerste merkteken
(referentiepunt voor de uitlijning) in het midden van de koker op
knieschijfbandhoogte of ter hoogte van de zitbeenknobbels (D). Plaats
een tweede merkteken distaal in het midden van de koker (E). Trek een
lijn door beide merktekens.
5. Plaats de koker zo, dat de uitlijningsreferentielijn (B) door het
referentiepunt voor de uitlijning (D) loopt.
6. Stel de juiste kokerhoeken in voor flexie/extensie en abductie/
adductie.
7. Bij gebruik van een knieprothese: gebruik de daarvoor bestemde
adapters om de koker op de prothese aan te sluiten.
Statische uitlijning
– Zorg dat de patiënt met zijn gewicht gelijk verdeeld over beide
benen staat.
– Controleer of de protheselengte juist is.
– Controleer interne/externe rotatie.
– Controleer of de teen en hiel correct zijn belast.
Dynamische uitlijning
Zorg ervoor dat de patiënt bekend is met de werking van het hulpmiddel.
De hiel-teenactie kan worden beïnvloed door:
– Stijfheid van de hiel
– Anterieure-posterieure plaatsing van het hulpmiddel
– Dorsaal/plantairflexie
– Kenmerken van de schoen
Overweeg indien nodig de volgende acties:
Problemen
– Het hulpmiddel komt te snel in de platte positie terecht (patiënt
heeft het gevoel in een gat te stappen)
– Over de teen omhoog komen kost extra energie
– Teen voelt te stijf aan
– Knie wordt overstrekt
Actie
– Controleer wiginstructies (indien van toepassing)
– Verschuif koker naar voren (of het hulpmiddel naar achteren)
– Overweeg dorsiflexie
– Controleer de hiel van de schoen en de prestaties van de schoen
Problemen
– Snelle afwikkeling van de hiel naar de teen
– Slechte controle over de prothese bij het eerste contact
– Gevoel van minimale energieteruggave
56