Parameterbeschrijving
25-28 Staging-functietijd
Range:
15
[0 -
s
300 s]
*
3
3
25-29 Destaging-functie
Option:
[0]
Uitgesch.
[1]
Ingesch.
*
25-30 Destaging-functietijd
Range:
15
[0 -
De Destaging-functietijd kan worden ingesteld om
s
300 s]
veelvuldig staging/destaging van de pompen met
*
vaste snelheid te voorkomen. De Destaging-functie-
tijd start wanneer de pomp met variabele snelheid
draait op Par. 4-11 Motorsnelh. lage begr. [RPM] of
Par. 4-12 Motorsnelh. lage begr. [Hz] en minstens één
pomp met vaste snelheid actief is, en er wordt
voldaan aan de systeembehoeften. In deze situatie
draagt de pomp met vaste snelheid weinig bij aan het
systeem. Wanneer de ingestelde waarde van de timer
is verstreken, wordt één stagingfase verwijderd,
waardoor circulatie van stilstaand overloopwater in
de pomp met variabele snelheid wordt voorkomen.
180
Functie:
De Staging-functietijd wordt ingesteld om veelvuldi-
ge staging van de pompen met vaste snelheid te
voorkomen. De Staging-functietijd start als
Par. 25-27 Staging-functie is ingesteld op Ingesch. [1]
en de pomp met variabele snelheid draait op Motors-
nelh. hoge begr. (Par. 4-13 Motorsnelh. hoge begr.
[RPM] of Par. 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz]) en
bovendien een van de pompen met vaste snelheid in
de stoppositie staat. Wanneer de ingestelde tijd is
verstreken, vindt staging van een pomp met vaste
snelheid plaats.
Functie:
De Destaging-functie zorgt ervoor dat er zo weinig
mogelijk pompen draaien om energie te besparen
en de circulatie van stilstaand overloopwater in de
pomp met variabele snelheid te voorkomen. Als
de Destaging-functie op Uitgesch. [0] is ingesteld,
zal Par. 25-30 Destaging-functietijd niet worden
ingeschakeld.
Functie:
MG.11.CA.10 – VLT
®
VLT
HVAC Drive Programmeerhandleiding
3.23.3 25-4* Staging-inst.
Parameters voor het instellen van de condities voor het
gefaseerd in- en uitschakelen van de pompen.
25-40 Uitloopvertr.
Range:
10.0
[0.0 -
s
120.0 s]
*
25-41 Aanloopvertr.
Range:
2.0
[0.0 -
s
12.0 s]
*
®
is gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Functie:
Bij het toevoegen van een pomp met vaste
snelheid die via een softstarter wordt bestuurd, is
het mogelijk om het uitlopen van de hoofdpomp
te vertragen gedurende een vooraf ingestelde
vertragingstijd na de start van de pomp met
vaste snelheid. Hiermee kunnen drukpieken of
waterslag in het systeem worden voorkomen.
Kan alleen worden gebruikt als Softstarter [1] is
geselecteerd in Par. 25-02 Motorstart.
Functie:
Bij het verwijderen van een pomp met vaste
snelheid die via een softstarter wordt bestuurd, is
het mogelijk om het aanlopen van de hoofdpomp
te vertragen gedurende een vooraf ingestelde
vertragingstijd na het stoppen van de pomp met
vaste snelheid. Hiermee kunnen drukpieken of
waterslag in het systeem worden voorkomen.
Kan alleen worden gebruikt als Softstarter [1] is
geselecteerd in Par. 25-02 Motorstart.