Parameterbeschrijving
3.18.3 20-3* Terugk. geav. conv.
In toepassingen met airconditioningcompressoren is het vaak
nuttig om het systeem te regelen op basis van de temperatuur
van het koelmedium. Het is echter vaak gemakkelijker om
direct de druk te meten. Deze parametergroep maakt het voor
3
3
de PID-regelaar van de frequentieomvormer mogelijk om de
drukmetingen voor het koelmedium om te zetten naar
temperatuurwaarden.
20-30 Koelmedium
Option:
[0]
R22
*
[1] R134a
[2] R404a
[3] R407c
[4] R410a
[5] R502
[6] R744
[7] Klantspec.
20-31 Klantspec. koelmedium A1
Range:
10.0000
[8.0000 -
*
12.0000 ]
20-32 Klantspec. koelmedium A2
Range:
-2250.00
[-3000.00 -
*
-1500.00 ]
20-33 Klantspec. koelmedium A3
Range:
250.000
[200.000 -
*
300.000 ]
136
VLT
Functie:
Selecteer het koelmedium dat in de compressor-
toepassing wordt gebruikt. Deze parameter moet
juist worden ingesteld om te zorgen voor een
juiste conversie van druk naar temperatuur.
Selecteer Klantspec. [7] als het gebruikte koelmedi-
um niet staat vermelde bij opties [0] tot en met [6].
Gebruik vervolgens Par. 20-31 Klantspec. koelmedi-
um A1, Par. 20-32 Klantspec. koelmedium A2 en
Par. 20-33 Klantspec. koelmedium A3 om A1, A2 en
A3 voor de volgende vergelijking in te stellen:
A
2
Temperatuur
=
(
(
+ 1 ) −
ln
Pe
Functie:
Gebruik deze parameter om de
waarde van coëfficiënt A1 in te voeren
wanneer Par. 20-30 Koelmedium is
ingesteld op Klantspec. [7].
Functie:
Gebruik deze parameter om de
waarde van coëfficiënt A2 in te
voeren wanneer Par. 20-30 Koelmedi-
um is ingesteld op Klantspec. [7].
Functie:
Gebruik deze parameter om de
waarde van coëfficiënt A3 in te voeren
wanneer Par. 20-30 Koelmedium is
ingesteld op Klantspec. [7].
MG.11.CA.10 – VLT
®
HVAC Drive Programmeerhandleiding
20-34 Oppervl vent 1 [m2]
Range:
0,500
[0,000-10,000
m2
m2]
*
20-35 Oppervl vent 1 [in2]
Range:
A
−
3
1 )
A
750
[0-15000
in2
in2]
*
20-36 Oppervl vent 2 [m2]
Range:
0,500
[0,000-10,000
m2
m2]
*
®
is gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Functie:
Wordt gebruikt om het gebied van de
luchtkanalen in te stellen in verband met
de terugkoppelingsconversie van druk/
snelheid naar flow. De eenheid (m
bepaald door de instelling in
Par. 0-03 Regionale instellingen. Ventilator 1
wordt gebruikt in combinatie met
terugkoppeling 1. Bij een regeling op basis
van een flowverschil moet
Par. 20-20 Terugkopp.functie worden
ingesteld op Verschil [1] indien flow
ventilator 1 – flow ventilator 2 moet
worden geregeld.
Functie:
Wordt gebruikt om het gebied van de luchtka-
nalen in te stellen in verband met de terugkop-
pelingsconversie van druk/snelheid naar flow.
2
De eenheid (in
) wordt bepaald door de instel-
ling in Par. 0-03 Regionale instellingen. Ventilator
1 wordt gebruikt in combinatie met terugkop-
peling 1. Bij een regeling op basis van een
flowverschil moet Par. 20-20 Terugkopp.functie
worden ingesteld op Verschil [1] indien flow
ventilator 1 – flow ventilator 2 moet worden
geregeld.
Functie:
Wordt gebruikt om het gebied van de
luchtkanalen in te stellen in verband met
de terugkoppelingsconversie van druk/
snelheid naar flow. De eenheid (m
bepaald door de instelling in
Par. 0-03 Regionale instellingen. Ventilator 2
wordt gebruikt in combinatie met
terugkoppeling 2. Bij een regeling op basis
van een flowverschil moet
Par. 20-20 Terugkopp.functie worden
ingesteld op Verschil [1] indien flow
ventilator 1 – flow ventilator 2 moet
worden geregeld.
2
) wordt
2
) wordt