Kabelloop
Algemene regels
Leid de motorkabel niet in de buurt van andere kabelroutes. De motorkabels van
verschillende omvormers kunnen wel parallel naast elkaar lopen. De motorkabel,
netvoedingskabel en besturingskabels moeten in aparte goten geïnstalleerd worden.
Om elektromagnetische interferentie veroorzaakt door de snelle veranderingen in de
uitgangsspanning van de frequentie-omvormer te verminderen, moet u voorkomen
dat de motorkabel lange tijd parallel loopt met andere kabels.
Wanneer het noodzakelijk is dat vermogenskabels besturingskabels kruisen, moet u
ervoor zorgen dat dit wordt gedaan onder een hoek die de 90 graden zo dicht
mogelijk benadert. Laat geen extra kabels door de omvormer lopen.
De kabelgoten moeten elektrisch goed met elkaar en met de aardelektroden zijn
verbonden. Er kunnen aluminium gootsystemen worden gebruikt om de potentiaal
plaatselijk beter te vereffenen.
Onderstaande afbeelding laat een kabelloop zien.
Besturingskabel
min. 200 mm (8 in)
Netvoedingskabel
Planning van de elektrische installatie 63
Omvormer
90°
Motorkabel
min. 300 mm (12 in)
Voedings- of
remweerstandskabel
min. 500 mm (20 in)
Motorkabel
Besturingskabel