Aanvullende instructies voor permanentmagneetmotoren
met een omvormer.
Veiligheid bij installatie, opstarten en onderhoud
Deze aanvullende waarschuwingen betreffen het gebruik van permanentmagneetmotoren
met een omvormer. De overige veiligheidsinstructies in dit hoofdstuk zijn ook van
toepassing.
WAARSCHUWING! Volg deze instructies. Als u ze negeert, kan dit leiden tot
ernstig of dodelijk letsel en schade aan de apparatuur.
• Werk niet aan de omvormer als er een permanentmagneetmotor op aangesloten
is. Een draaiende permanentmagneetmotor zet spanning op de omvormer, ook
op de voedingsklemmen.
Vóór installatie, opstarten en onderhoudswerkzaamheden aan de omvormer:
• Stop de motor.
• Koppel de motor van de omvormer los via een veiligheidsschakelaar of andere
middelen.
• Indien u de motor niet los kunt koppelen, zorg er dan voor dat de motor niet kan
draaien tijdens de werkzaamheden. Zorg er voor dat er geen ander systeem,
zoals hydraulische kruip-aandrijvingen, de motor rechtstreeks kan laten draaien
of via enige mechanische verbinding zoals een viltband, klemkoppeling, touw, etc.
• Meet dat er geen spanning op de installatie staat.
•
Gebruik een multimeter met een impedantie van minstens 1 Mohm.
•
Controleer dat de spanning tussen de uitgangsklemmen van de omvormer
(T1/U, T2/V, T3/W) en de aardings (PE) rail dicht bij 0 V ligt.
•
Controleer dat de spanning tussen de voedingsklemmen van de omvormer
(L1, L2, L3) en de aardings (PE) rail dicht bij 0 V ligt.
•
Controleer dat de spanning tussen de DC-klemmen van de omvormer (UDC+,
UDC-) en de aardingsklem (PE) dicht bij 0 V ligt.
• Installeer tijdelijke aarding van de uitgangsklemmen van de omvormer (T1/U,
T2/V, T3/W). Verbindt de uitgangsklemmen met elkaar en ook met de PE.
Opstarten en bedrijf:
• Zorg er voor dat de operator de motor niet boven het nominaal toerental kan laten
draaien. Motor-overtoerental leidt tot overspanning, waardoor de condensatoren
in de tussenkring van de omvormer kunnen beschadigen of exploderen.
Veiligheidsvoorschriften 17