Parameterbeschrijving
4-35 Tracking Error
Range:
10
[1 - 600
RPM
RPM]
*
3
3
4-36 Tracking Error Timeout
Range:
1.00 s
[0.00 - 60.00 s] Bepaalt hoe lang een fout die groter is
*
4-37 Tracking Error Ramping
Range:
100
[1 - 600
RPM
RPM]
*
4-38 Tracking Error Ramping Timeout
Range:
1.00 s
[0.00 - 60.00
*
s]
4-39 Tracking Error After Ramping Timeout
Range:
5.00 s
[0.00 - 60.00 s] Stel in hoe lang 4-37 Tracking Error
*
3.6.3 4-5* Aanp. waarsch.
Gebruik deze parameters om waarschuwingsbegrenzingen
in te stellen voor stroom, snelheid, referentie en terugkop-
peling. Waarschuwingen die worden weergegeven op het
display kunnen worden geprogrammeerd als een uitgang
of via een seriële bus worden verstuurd.
Waarschuwingen worden weergegeven op het display, de
geprogrammeerde uitgang of de seriële bus.
70
FC 300 Programmeerhandleiding
Functie:
Bepaalt de maximaal toegestane volgfout
tussen de motorsnelheid en het feitelijke
vermogen van de aan/uitloop wanneer er
geen aan/uitloop plaatsvindt. Bij een
regeling zonder terugkoppeling wordt de
motorsnelheid geschat en bij een regeling
met terugkoppeling wordt deze gebaseerd
op de terugkoppeling van de encoder/
resolver.
Functie:
dan de ingestelde waarde in
4-35 Tracking Error wordt toegestaan.
Functie:
Bepaalt de maximaal toegestane volgfout
tussen de motorsnelheid en het feitelijke
vermogen van de aan/uitloop tijdens aan/
uitlopen. Bij een regeling zonder terugkop-
peling wordt de motorsnelheid geschat en
bij een regeling met terugkoppeling wordt
deze gebaseerd op de terugkoppeling van
de encoder/resolver.
Functie:
Bepaalt hoe lang een fout die groter is
dan de ingestelde waarde in
4-37 Tracking Error Ramping tijdens het
aan/uitlopen wordt toegestaan.
Functie:
Ramping en 4-38 Tracking Error Ramping
Timeout actief moeten blijven na de
aan/uitloop.
MG33MD10 – VLT
Afbeelding 3.9 Aanp. waarsch.
4-50 Warning Current Low
Range:
0.00
[Application
A
dependant]
*
4-51 Warning Current High
Range:
Application
dependent
*
4-52 Warning Speed Low
Range:
0 RPM
[Application
*
dependant]
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Functie:
Stel de waarde voor I
LOW
motorstroom lager wordt dan deze
begrenzing verschijnt op het display de
melding Stroom laag. De signaaluit-
gangen kunnen worden
geprogrammeerd voor het genereren
van een statussignaal via klem 27 of 29
(alleen FC 302) en via relaisuitgang 01 of
02 (alleen FC 302). Zie Afbeelding 3.9.
Functie:
[Application
Stel de waarde voor I
dependant]
Wanneer de motorstroom hoger
wordt dan de begrenzing
verschijnt op het display de
melding Stroom hoog. De signaal-
uitgangen kunnen worden
geprogrammeerd voor het
genereren van een statussignaal
via klem 27 of 29 (alleen FC 302)
en via relaisuitgang 01 of 02
(alleen FC 302). Zie Afbeelding 3.9.
Functie:
Stel de waarde voor n
LOW
de motorstroom deze begrenzing
overschrijdt, verschijnt op het display de
melding Snelheid laag. De signaaluit-
gangen kunnen worden
geprogrammeerd voor het genereren
van een statussignaal via klem 27 of 29
(alleen FC 302) en via relaisuitgang 01
of 02 (alleen FC 302).
in. Wanneer de
in.
HIGH
in. Wanneer