4. Selecteer en configureer elke optie naar wens.
Optie
Beschrijving
COMMON
Stelt de inactieve toestand van het storingsrelais (relais 20) en de toestand
FAULT
die het storingsrelais inschakelt in.
(algemene
Eerste instelling - Stelt de inactieve toestand van het storingsrelais in. N/E
storing)
(standaard)-Normaal bekrachtigd, gesloten (standaard). N/D-Normaal
spanningsloos, open.
Tweede instelling: Hiermee stelt u de voorwaarde in waarmee het
storingsrelais wordt ingeschakeld. STOP/FAULT (stop/storing) (standaard)-
Het relais wordt ingeschakeld wanneer er een systeemfout optreedt of de
analyser wordt gestopt. FAULT ONLY (alleen storing)-Het relais wordt
ingeschakeld wanneer er een systeemstoring optreedt.
Opmerking: Het relais gaat terug naar de inactieve toestand wanneer de
systeemstoring wordt bevestigd.
Opmerking: De instelling ALARM wordt alleen weergegeven als ALARM is
ALARM
geselecteerd in de RELAY (relais) op het scherm OUTPUT DEVICES
(uitgangsapparaten).
Hiermee stelt u de inactieve toestand van het alarmrelais en de conditie in
waarbij een alarmrelais wordt ingeschakeld.
Eerste instelling: Hiermee stelt u de inactieve status van het alarmrelais in.
N/E-Normaal bekrachtigd, gesloten (standaard). N/D (standaard)-Normaal
spanningsloos, open.
Tweede instelling: Hiermee stelt u de minimale concentratie in (bijv.
250,0 MGC/L) waarmee het alarmrelais wordt ingeschakeld aan het einde
van een reactie voor een van de monsterstromen.
Opmerking: Voor de analysetypen TIC + TOC en VOC regelen de TOC-
resultaten van de laatst voltooide reactie de alarmrelais. Voor het type TC-
analyse worden de alarmrelais geregeld door de TC-resultaten.
Configuratie
59