4.3.3 De relais aansluiten
NO
Normaal open
4.3.4 Aansluiten van de analoge uitgangen
6
Aanbevolen minimaal 1,0 mm
Elektrocutiegevaar. Haal hoogspanning en laagspanning niet door elkaar. Zorg ervoor
dat alle relaisaansluitingen ofwel AC-hoogspanningsaansluitingen ofwel DC-
laagspanningsaansluitingen zijn.
Potentieel gevaar van elektrische schok. De aansluitklemmen voor netvoeding en relais
worden alleen voor enkelvoudige draadaansluiting ontworpen. Gebruik niet meer dan één
draad in elke aansluitklem.
Potentieel brandgevaar. Schakel de gemeenschappelijke relaisaansluitingen of de
jumperdraad van de netvoedingsaansluiting binnen in het instrument niet in serie.
Brandgevaar. Relaisbelastingen moeten resistent zijn. Beperk de stroom naar het relais
altijd met een externe zekering of onderbreker. Volg de classificeringen voor relais op uit
het hoofdstuk Specificaties.
De analyser heeft drie niet-bekrachtigde relais. Twee relais zijn programmeerbaar (relais
18 en relais 19) en één relais is voor een systeemstoring (relais 20). De relais kunnen
maximaal 1 A, 30V DC schakelen..
Gebruik de relaisaansluitingen om een extern apparaat zoals een alarm te starten of te
stoppen. De status van een relais verandert als de geselecteerde toestand voor het relais
optreedt.
Raadpleeg
Voedings-, analoge uitgangs- en relaisklemmen
voor het aansluiten van een extern apparaat op een relais. Zie
op pagina 56 voor het selecteren van de toestand waarin elk relais wordt ingeschakeld.
De relaisklemmen zijn geschikt voor aders met een doorsnede van 1,0 tot 1,29 mm
(18 tot 16 AWG) (afhankelijk van de toegepaste belasting)
18 AWG worden niet aanbevolen. Gebruik draden met een isolatieklasse van 300 V AC
of hoger. Zorg ervoor dat de isolatie van de veldbekabeling minimaal tegen 80 °C
(176 °F) bestand is.
Zorg ervoor dat een tweede schakelaar beschikbaar is om de voeding naar de relais
lokaal te onderbreken in geval van nood of onderhoud.
Tabel 7 Informatie over bedrading — relais
Gemeenschappelijke aansluiting
De analyser heeft maximaal zes analoge uitgangen van 4-20 mA. Gebruik de analoge
uitgangen voor analoge signalering of voor het bedienen van externe apparaten.
Raadpleeg
Voedings-, analoge uitgangs- en relaisklemmen
aansluiten van een extern apparaat op een analoge uitgang.
2
(18 AWG) gevlochten UL/FWB-stijl 1015, nominaal 600 V, 105 °C, VW-1.
G E V A A R
W A A R S C H U W I N G
W A A R S C H U W I N G
V O O R Z I C H T I G
COM
Installatie
op pagina 22 en
Tabel 7
De relais configureren
6
. Draadmaten van minder dan
NC
Normaal gesloten
op pagina 22 voor het
2
21