Configuratie
Optie
Beschrijving
CHANNEL (kanaal)
Hiermee stelt u in wat wordt weergegeven op de 4-20 mA-uitgangen 1–6 (kanaal 1–6), het volledige
1–6
schaalbereik van elke 4-20 mA-uitgang en wanneer elke 4-20 mA-uitgang verandert.
Eerste instelling: Hiermee stelt u in wat de 4-20 mA-uitgang weergeeft.
•
•
•
•
•
Tweede instelling: Hiermee stelt u het type resultaat in. Opties: TOC, TIC, TC, VOC, CZV, BZV of
TN. In de TIC + TOC-analysemodus is TC de som van TIC en TOC.
Derde instelling: hiermee stelt u het resultaat in dat de uitgang weergeeft als 20 mA (bijv.
1000 mgC/L). De uitgang toont 4 mA voor 0 mgC/L.
Vierde instelling: Hiermee stelt u in wanneer de uitgangen veranderen.
•
•
Opmerking: De 4-20 mA-uitgangen die de kalibratieresultaten weergeven, veranderen wanneer het systeem het
aantal kalibratiereacties voltooit dat is ingesteld in MAINTENANCE (onderhoud) > SYSTEM CONFIGURATION
(systeemconfiguratie) > SEQUENCE PROGRAM (programma volgorde) > ZERO PROGRAM (nulprogramma) of
SPAN PROGRAM (spanprogramma).
SIGNAL FAULT
Stelt alle 4-20 mA-uitgangen in om naar FAULT LEVEL (storingsniveau te gaan wanneer er een fout
(signaalfout)
optreedt.
YES (ja) (standaard) –Alle 4-20 mA-uitgangen veranderen in de instelling FAULT LEVEL
(storingsniveau wanneer er een fout optreedt.
NO (nee)–De 4-20 mA-uitgangen blijven de resultaten weergeven wanneer er een fout optreedt.
54
3. Selecteer een optie.
•
DIRECT (standaard)–Raadpleeg
Configureer elk kanaal (4-20 mA-uitgang) om een gespecificeerde stroom
(STREAM (stroom) 1) en het resultaattype (bijv. TOC) weer te geven.
•
STREAM MUX (stroom MUX) –Raadpleeg
configureren. De instelling voor CHANNEL (kanaal) 1 kan niet worden gewijzigd.
Configureer kanalen 2 t/m 6 (4–20 mA Outputs 2 t/m 6) zo dat elk kanaal één
resultaattype weergeeft (bijv., TOC). De 4-20 mA-uitgangen kunnen maximaal
35 resultaten weergeven. Zie 4-20 mA-uitgangsmodi in de geavanceerde
configuratiehandleiding voor meer informatie.
•
FULL MUX (volledige mux) : Zie
De instellingen van CHANNEL (kanaal) 1-4 kunnen niet worden gewijzigd. Er
worden geen andere kanalen gebruikt. De 4-20 mA-uitgangen kunnen maximaal
35 resultaten weergeven. Zie 4-20 mA-uitgangsmodi in de geavanceerde
configuratiehandleiding voor meer informatie.
Tabel 13 Instellingen voor directe modus
STREAM (stroom) # (standaard)–Toont de geselecteerde monsterstroom (bijv. STREAM 1).
MANUAL (handmatig) #–Geeft het geselecteerde handmatige momentaan monster weer (bijv.
MANUAL 1).
CAL (kal) –Geeft de resultaten van de kalibratie van het nulpunt en het meetbereik weer.
CAL ZERO (kal nul) –Geeft de resultaten van de kalibratie van het nulpunt weer.
CAL SPAN (kal-span) –Geeft de resultaten van de kalibratie van het meetbereik weer.
INST –De uitgang verandert aan het einde van elke reactie.
AVRG (gemiddelde) – De uitgang (gemiddeld resultaat van de laatste 24 uur) verandert op het
tijdstip van de AVERAGE UPDATE (update gemiddelde) dat is geselecteerd in SYSTEM
CONFIGURATION (systeemconfiguratie) > SEQUENCE PROGRAM (programma volgorde) >
AVERAGE PROGRAM (gemiddeld programma).
Tabel 13
om de instellingen te configureren.
Tabel 14
om de instellingen te
Tabel 15
om de instellingen te configureren.